Het gedicht is gebaseerd op het bekende verhaal van Ovidius (
Metamorphosen, VIII, 615-724) en de met de goden worden Jupiter en zijn zoon Mercurius bedoeld. Aan dit gedicht moet ik altijd denken als ik de passage lees van Paulus en Barnabas die in de loop van hun eerste zendingsreis Lystra bezochten in Klein-Azië en daar een zieke genazen. Toen de mensen dit zagen riepen ze
De goden zijn in mensengedaante naar ons afgedaald!, waarna ze vervolgens Barnabas Jupiter en Paulus Mercurius noemden, omdat hij de woordvoerder was. (
Hand. 14).
Dat Paulus Mercurius wordt genoemd omdat ‘hij het woord voerde’ (Grieks:
ho hègoumenos tou logou; lett. ‘de leider van het spreken’) is niet verwonderlijk, een soortgelijke parallel is te vinden in
De Egyptische Mysteriën van Iamblichus, waarin Mercurius beschreven wordt als ‘de god die de leider is van de toespraken’ (Grieks:
theos ho tón lógon hègemón). Een andere reden is dat Barnabas waarschijnlijk ouder was dan Paulus en dus vanzelfsprekend Jupiter werd genoemd.
Dat in deze streek een Jupiter en Mercurius verering aanwezig was, blijkt onder andere uit de vondst van een inscriptie door Sir William Calder in 1910 te Sedasa (dichtbij Lystra) van ongeveer 250 n.C. over een beeld van Hermes (=Mercurius) dat tezamen met een zonnewijzer aan Zeus (=Jupiter) was gewijd door mannen met Lycaonische namen. Later in 1926 ontdekte hij in samenwerking met Professor W.H. Buckler een stenen altaar in de buurt van Lystra, dat gewijd was aan de ‘Hoorder der Gebeden’ (=Zeus) en Hermes.