SV | Ik zag, dat de ram met de hoornen tegen het westen stiet, en tegen het noorden, en tegen het zuiden, en geen dieren konden voor zijn aangezicht bestaan, en er was niemand, die uit zijn hand verloste; maar hij deed naar zijn welgevallen, en hij maakte zich groot. |
WLC | רָאִ֣יתִי אֶת־הָאַ֡יִל מְנַגֵּחַ֩ יָ֨מָּה וְצָפֹ֜ונָה וָנֶ֗גְבָּה וְכָל־חַיֹּות֙ לֹֽא־יַֽעַמְד֣וּ לְפָנָ֔יו וְאֵ֥ין מַצִּ֖יל מִיָּדֹ֑ו וְעָשָׂ֥ה כִרְצֹנֹ֖ו וְהִגְדִּֽיל׃ |
Trans. | rā’îṯî ’eṯ-hā’ayil mənagēḥa yāmmâ wəṣāfwōnâ wāneḡəbâ wəḵāl-ḥayywōṯ lō’-ya‘aməḏû ləfānāyw wə’ên maṣṣîl mîyāḏwō wə‘āśâ ḵirəṣōnwō wəhiḡədîl: |
Ik zag, dat de ram met de hoornen tegen het westen stiet, en tegen het noorden, en tegen het zuiden, en geen dieren konden voor zijn aangezicht bestaan, en er was niemand, die uit zijn hand verloste; maar hij deed naar zijn welgevallen, en hij maakte zich groot.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Ik zag, dat de ram met de hoornen tegen het westen stiet, en tegen het noorden, en tegen het zuiden, en geen dieren konden voor zijn aangezicht bestaan, en er was niemand, die uit zijn hand verloste; maar hij deed naar zijn welgevallen, en hij maakte zich groot.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!