SV | En Gij hebt de zee voor hun aangezicht gekliefd, dat zij in het midden der zee op het droge zijn doorgegaan; en hun vervolgers hebt Gij in de diepten geworpen, als een steen in sterke wateren. |
WLC | וְהַיָּם֙ בָּקַ֣עְתָּ לִפְנֵיהֶ֔ם וַיַּֽעַבְר֥וּ בְתֹוךְ־הַיָּ֖ם בַּיַּבָּשָׁ֑ה וְֽאֶת־רֹ֨דְפֵיהֶ֜ם הִשְׁלַ֧כְתָּ בִמְצֹולֹ֛ת כְּמֹו־אֶ֖בֶן בְּמַ֥יִם עַזִּֽים׃ |
Trans. | wəhayyām bāqa‘ətā lifənêhem wayya‘aḇərû ḇəṯwōḵə-hayyām bayyabāšâ wə’eṯ-rōḏəfêhem hišəlaḵətā ḇiməṣwōlōṯ kəmwō-’eḇen bəmayim ‘azzîm: |
En Gij hebt de zee voor hun aangezicht gekliefd, dat zij in het midden der zee op het droge zijn doorgegaan; en hun vervolgers hebt Gij in de diepten geworpen, als een steen in sterke wateren.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En Gij hebt de zee voor hun aangezicht gekliefd, dat zij in het midden der zee op het droge zijn doorgegaan; en hun vervolgers hebt Gij in de diepten geworpen, als een steen in sterke wateren.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!