SV | En zij zeide tot hem: Mijn vader! hebt gij uw mond opengedaan tot den HEERE, doe mij, gelijk als uit uw mond gegaan is; naardien u de HEERE volkomene wraak gegeven heeft van uw vijanden, van de kinderen Ammons. |
WLC | וַתֹּ֣אמֶר אֵלָ֗יו אָבִי֙ פָּצִ֤יתָה אֶת־פִּ֙יךָ֙ אֶל־יְהוָ֔ה עֲשֵׂ֣ה לִ֔י כַּאֲשֶׁ֖ר יָצָ֣א מִפִּ֑יךָ אַחֲרֵ֡י אֲשֶׁ֣ר עָשָׂה֩ לְךָ֙ יְהוָ֧ה נְקָמֹ֛ות מֵאֹיְבֶ֖יךָ מִבְּנֵ֥י עַמֹּֽון׃ |
Trans. | watō’mer ’ēlāyw ’āḇî pāṣîṯâ ’eṯ-pîḵā ’el-JHWH ‘ăśēh lî ka’ăšer yāṣā’ mipîḵā ’aḥărê ’ăšer ‘āśâ ləḵā JHWH nəqāmwōṯ mē’ōyəḇeyḵā mibənê ‘ammwōn: |
En zij zeide tot hem: Mijn vader! hebt gij uw mond opengedaan tot den HEERE, doe mij, gelijk als uit uw mond gegaan is; naardien u de HEERE volkomene wraak gegeven heeft van uw vijanden, van de kinderen Ammons.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En zij zeide tot hem: Mijn vader! hebt gij uw mond opengedaan tot den HEERE, doe mij, gelijk als uit uw mond gegaan is; naardien u de HEERE volkomene wraak gegeven heeft van uw vijanden, van de kinderen Ammons.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!