SV | Toen zeide Simson tot den jongen, die hem bij de hand hield: Laat mij gaan, dat ik de pilaren betaste, op dewelke het huis gevestigd is, dat ik daaraan leune. |
WLC | וַיֹּ֨אמֶר שִׁמְשֹׁ֜ון אֶל־הַנַּ֨עַר הַמַּחֲזִ֣יק בְּיָדֹו֮ הַנִּ֣יחָה אֹותִי֒ [וַהֵימִשֵׁנִי כ] (וַהֲמִשֵׁ֙נִי֙ ק) אֶת־הָֽעַמֻּדִ֔ים אֲשֶׁ֥ר הַבַּ֖יִת נָכֹ֣ון עֲלֵיהֶ֑ם וְאֶשָּׁעֵ֖ן עֲלֵיהֶֽם׃ |
Trans. | wayyō’mer šiməšwōn ’el-hanna‘ar hammaḥăzîq bəyāḏwō hannîḥâ ’wōṯî wəhêmišēnî wahămišēnî ’eṯ-hā‘ammuḏîm ’ăšer habayiṯ nāḵwōn ‘ălêhem wə’eššā‘ēn ‘ălêhem: |
Toen zeide Simson tot den jongen, die hem bij de hand hield: Laat mij gaan, dat ik de pilaren betaste, op dewelke het huis gevestigd is, dat ik daaraan leune.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen zeide Simson tot den jongen, die hem bij de hand hield: Laat mij gaan, dat ik de pilaren betaste, op dewelke het huis gevestigd is, dat ik daaraan leune.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!