Mattheus 2:2 | Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien Zijn ster in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden. |
Mattheus 2:9 | En zij, den koning gehoord hebbende, zijn heengereisd; en ziet, de ster, die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven [de plaats], waar het Kindeken was. |
Mattheus 2:10 | Als zij nu de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. |
Mattheus 2:16 | Als Herodes zag, dat hij van de wijzen bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en [enigen] afgezonden hebbende, heeft omgebracht al de kinderen, die binnen Bethlehem, en in al deszelfs landpalen [waren], van twee jaren [oud] en daaronder, naar den tijd, dien hij van de wijzen naarstiglijk onderzocht had. |
Mattheus 3:7 | Hij dan, ziende velen van de Farizeen en Sadduceen tot zijn doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels! wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn? |
Mattheus 3:16 | En Jezus, gedoopt zijnde, is terstond opgeklommen uit het water; en ziet, de hemelen werden Hem geopend, en hij zag den Geest Gods nederdalen, gelijk een duive, en op Hem komen. |
Mattheus 4:18 | En Jezus, wandelende aan de zee van Galilea, zag twee broeders, [namelijk] Simon, gezegd Petrus, en Andreas, zijn broeder, het net in de zee werpende (want zij waren vissers); |
Mattheus 4:21 | En Hij, van daar voortgegaan zijnde, zag twee andere broeders, [namelijk] Jakobus, den [zoon] van Zebedeus, en Johannes, zijn broeder, in het schip met hun vader Zebedeus, hun netten vermakende, en heeft hen geroepen. |
Mattheus 5:1 | En [Jezus], de schare ziende, is geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem. |
Mattheus 5:16 | Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken. |
Mattheus 6:8 | Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt. |
Mattheus 6:32 | Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft. |
Mattheus 7:11 | Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede [gaven] geven dengenen, die ze van Hem bidden! |
Mattheus 8:14 | En Jezus gekomen zijnde in het huis van Petrus, zag zijn vrouws moeder [te bed] liggen, hebbende de koorts. |
Mattheus 8:18 | En Jezus, vele scharen ziende rondom Zich, beval aan de andere zijde over te varen. |
Mattheus 8:34 | En ziet, de gehele stad ging uit, Jezus tegemoet; en als zij Hem zagen, baden zij, dat Hij uit hun landpalen wilde vertrekken. |
Mattheus 9:2 | En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon! wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven. |
Mattheus 9:4 | En Jezus, ziende hun gedachten, zeide: Waarom overdenkt gij kwaad in uw harten? |
Mattheus 9:6 | Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis. |
Mattheus 9:8 | De scharen nu [dat] ziende, hebben zich verwonderd, en God verheerlijkt, die zodanige macht den mensen gegeven had. |