G2839 κοινός
gemeenschappelijk

Bijbelteksten

Markus 7:2En ziende, dat sommigen van Zijn discipelen met onreine, dat is, met ongewassen handen brood aten, berispten zij [hen].
Handelingen 2:44En allen, die geloofden, waren bijeen, en hadden alle dingen gemeen;
Handelingen 4:32En de menigte van degenen, die geloofden, was een hart en een ziel; en niemand zeide, dat iets van hetgeen hij had, zijn eigen ware, maar alle dingen waren hun gemeen.
Handelingen 10:14Maar Petrus zeide: Geenszins, Heere! want ik heb nooit gegeten iets, dat gemeen of onrein was.
Handelingen 10:28En hij zeide tot hen: Gij weet, hoe het een Joodsen man ongeoorloofd is, zich te voegen of te gaan tot een vreemde; doch God heeft mij getoond, dat ik geen mens zou gemeen of onrein heten.
Handelingen 11:8Maar ik zeide: Geenszins, Heere, want nooit is iets, dat gemeen of onrein was, in mijn mond ingegaan.
Romeinen 14:14Ik weet en ben verzekerd in den Heere Jezus, dat geen ding onrein is in zichzelven; dan die acht iets onrein te zijn, die is het onrein.
Titus 1:4Genade, barmhartigheid, vrede zij [u] van God den Vader, en den Heere Jezus Christus, onzen Zaligmaker.
Hebreeen 10:29Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zoon van God vertreden heeft, en het bloed des testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan?
Judas 1:3Geliefden, alzo ik alle naarstigheid doe om u te schrijven van de gemene zaligheid, zo heb ik noodzaak gehad aan u te schrijven en [u] te vermanen, dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is.
Openbaring 21:27En in haar zal niet inkomen iets, dat ontreinigt, en gruwelijkheid doet, en leugen [spreekt]; maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin