Mattheus 14:12 | En zijn discipelen kwamen, en namen het lichaam weg, en begroeven hetzelve; en gingen en boodschapten het Jezus. |
Mattheus 14:15 | En als het nu avond werd, kwamen Zijn discipelen tot Hem, zeggende: Deze plaats is woest, en de tijd is nu voorbijgegaan; laat de scharen van U, opdat zij heengaan in de vlekken en zichzelven spijs kopen. |
Mattheus 14:19 | En Hij beval de scharen neder te zitten op het gras, en nam de vijf broden en de twee vissen, en opwaarts ziende naar den hemel, zegende dezelve; en als Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden den discipelen, en de discipelen aan de scharen. |
Mattheus 14:22 | En terstond dwong Jezus Zijn discipelen in het schip te gaan, en voor Hem af te varen naar de andere zijde, terwijl Hij de scharen van Zich zou laten. |
Mattheus 14:26 | En de discipelen, ziende Hem op de zee wandelen, werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel! En zij schreeuwden van vrees. |
Mattheus 15:2 | Waarom overtreden Uw discipelen de inzetting der ouden? Want zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood zullen eten. |
Mattheus 15:12 | Toen kwamen Zijn discipelen tot Hem, en zeiden tot Hem: Weet Gij [wel], dat de Farizeen deze rede horende, geergerd zijn geweest? |
Mattheus 15:23 | Doch Hij antwoordde haar niet een woord. En Zijn discipelen, tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar van U; want zij roept ons na. |
Mattheus 15:32 | En Jezus, Zijn discipelen tot Zich geroepen hebbende, zeide: Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare, omdat zij nu drie dagen bij Mij gebleven zijn, en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet nuchteren van Mij laten, opdat zij op den weg niet bezwijken. |
Mattheus 15:33 | En Zijn discipelen zeiden tot Hem: Van waar [zullen] wij zovele broden in de woestijn [bekomen], dat wij zulk een grote schare zouden verzadigen? |
Mattheus 15:36 | En Hij nam de zeven broden en de vissen, en als Hij gedankt had, brak Hij ze, en gaf ze Zijn discipelen; en de discipelen [gaven ze] aan de schare. |
Mattheus 16:5 | En als Zijn discipelen op de andere zijde gekomen waren, hadden zij vergeten broden [mede] te nemen. |
Mattheus 16:13 | Als nu Jezus gekomen was in de delen van Cesarea Filippi, vraagde Hij Zijn discipelen, zeggende: Wie zeggen de mensen, dat Ik, de Zoon des mensen, ben? |
Mattheus 16:20 | Toen verbood Hij Zijn discipelen, dat zij iemand zeggen zouden, dat Hij was Jezus, de Christus. |
Mattheus 16:21 | Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen, dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem, en veel lijden van de ouderlingen, en overpriesters, en Schriftgeleerden, en gedood worden, en ten derden dage opgewekt worden. |
Mattheus 16:24 | Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op, en volge Mij. |
Mattheus 17:6 | En de discipelen, [dit] horende, vielen op hun aangezicht, en werden zeer bevreesd. |
Mattheus 17:10 | En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Wat zeggen dan de Schriftgeleerden, dat Elias eerst moet komen? |
Mattheus 17:13 | Toen verstonden de discipelen dat Hij hun van Johannes de Doper gesproken had. |
Mattheus 17:16 | En ik heb hem tot Uw discipelen gebracht, en zij hebben hem niet kunnen genezen. |