Mattheus 1:18 | De geboorte van Jezus Christus was nu aldus; want als Maria, Zijn moeder, met Jozef ondertrouwd was, eer zij samengekomen waren, werd zij zwanger bevonden uit den Heiligen Geest. |
Mattheus 2:11 | En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeken met Maria, Zijn moeder, en nedervallende hebben zij Hetzelve aangebeden; en hun schatten opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud en wierook, en mirre. |
Mattheus 2:13 | Toen zij nu vertrokken waren, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeken en Zijn moeder, en vlied in Egypte, en wees aldaar, totdat ik het u zeggen zal; want Herodes zal het Kindeken zoeken, om Hetzelve te doden. |
Mattheus 2:14 | Hij dan opgestaan zijnde, nam het Kindeken en Zijn moeder tot zich in den nacht, en vertrok naar Egypte; |
Mattheus 2:20 | Zeggende: Sta op, neem het Kindeken en Zijn moeder tot u, en trek in het land Israels; want zij zijn gestorven, die de ziel van het Kindeken zochten. |
Mattheus 2:21 | Hij dan, opgestaan zijnde, heeft tot zich genomen het Kindeken en Zijn moeder, en is gekomen in het land Israels. |
Mattheus 10:35 | Want Ik ben gekomen om den mens tweedrachtig te maken tegen zijn vader, en de dochter tegen haar moeder, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. |
Mattheus 10:37 | Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig. |
Mattheus 12:46 | En als Hij nog tot de scharen sprak, ziet, Zijn moeder en broeders stonden buiten, zoekende Hem te spreken. |
Mattheus 12:47 | En iemand zeide tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders staan [daar] buiten, zoekende U te spreken. |
Mattheus 12:48 | Maar Hij, antwoordende, zeide tot dengene die Hem [dat] zeide: Wie is Mijn moeder, en wie zijn Mijn broeders? |
Mattheus 12:49 | En Zijn hand uitstrekkende over Zijn discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. |
Mattheus 12:50 | Want zo wie den wil Mijns Vaders doet Die in de hemelen is, dezelve is Mijn broeder, en zuster, en moeder. |
Mattheus 13:55 | Is Deze niet de Zoon des timmermans? en is Zijn moeder niet genaamd Maria, en Zijn broeders Jakobus en Joses, en Simon en Judas? |
Mattheus 14:8 | En zij, te voren onderricht zijnde van haar moeder, zeide: Geef mij hier in een schotel het hoofd van Johannes den Doper. |
Mattheus 14:11 | En zijn hoofd werd gebracht in een schotel, en het dochtertje gegeven; en zij droeg het [tot] haar moeder. |
Mattheus 15:4 | Want God heeft geboden, zeggende: Eert uwen vader en moeder, en: Wie vader of moeder vloekt, die zal de dood sterven. |
Mattheus 15:5 | Maar gij zegt: Zo wie tot vader of moeder zal zeggen: [Het is] een gave, zo wat u van mij zou kunnen ten nutte komen; en zijn vader of zijn moeder geenszins zal eren, [die voldoet]. |
Mattheus 19:5 | En gezegd heeft: Daarom zal een mens vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot een vlees zijn; |
Mattheus 19:12 | Want er zijn gesnedenen, die uit moeders lijf alzo geboren zijn; en er zijn gesnedenen, die van de mensen gesneden zijn; en er zijn gesnedenen, die zichzelven gesneden hebben, om het Koninkrijk der hemelen. Die [dit] vatten kan, vatte [het]. |