G3727 ὅρκος
eed, belofte

Bijbelteksten

Mattheus 5:33Wederom hebt gij gehoord, dat [van] de ouden gezegd is: Gij zult den eed niet breken, maar gij zult den Heere uw eden houden.
Mattheus 14:7Waarom hij haar met ede beloofde te geven, wat zij ook eisen zou.
Mattheus 14:9En de koning werd bedroefd; doch om de eden, en degenen, die [met hem] aanzaten, gebood hij, dat het [haar] zou gegeven worden;
Mattheus 26:72En hij loochende het wederom met een eed, [zeggende]: Ik ken den Mens niet.
Markus 6:26En de koning, zeer bedroefd geworden zijnde, [nochtans] om de eden, en degenen, die mede aanzaten, wilde hij haar [hetzelve] niet afslaan.
Lukas 1:73[En] aan den eed, dien Hij Abraham, onzen vader, gezworen heeft, om ons te geven,
Handelingen 2:30Alzo hij dan een profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lenden, zoveel het vlees aangaat, den Christus verwekken zou, om [Hem] op zijn troon te zetten;
Hebreeen 6:16Want de mensen zweren wel bij den meerdere [dan zij zijn], en de eed tot bevestiging is denzelven een einde van alle tegenspreken;
Hebreeen 6:17Waarin God, willende den erfgenamen der beloftenis overvloediger bewijzen de onveranderlijkheid van Zijn raad, met een eed daartussen is gekomen;
Jakobus 5:12Doch voor alle dingen, mijn broeders, zweert niet, noch bij den hemel, noch bij de aarde, noch enigen anderen eed; maar uw ja, zij ja, en het neen, neen; opdat gij in geen oordeel valt.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken