Johannes 9:11 | Hij antwoordde en zeide: De Mens, genaamd Jezus, maakte slijk, en bestreek mijn ogen, en zeide tot mij: Ga heen naar het badwater Siloam, en was u. En ik ging heen, en wies mij, en ik werd ziende. |
Johannes 9:14 | En het was sabbat, als Jezus het slijk maakte, en zijn ogen opende. |
Johannes 9:15 | De Farizeen dan vraagden hem ook wederom, hoe hij ziende geworden was. En hij zeide tot hen: Hij legde slijk op mijn ogen, en ik wies mij, en ik zie. |
Johannes 9:17 | Zij zeiden wederom tot den blinde: Gij, wat zegt gij van Hem; dewijl Hij uw ogen geopend heeft? En hij zeide: Hij is een Profeet. |
Johannes 9:21 | Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend heeft, weten wij niet; hij heeft [zijn] ouderdom, vraagt hemzelven; hij zal van zichzelven spreken. |
Johannes 9:26 | En zij zeiden wederom tot hem: Wat heeft Hij u gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen geopend? |
Johannes 9:30 | De mens antwoordde, en zeide tot hen: Hierin is immers [wat] wonders, dat gij niet weet, van waar Hij is, en [nochtans] heeft Hij mijn ogen geopend. |
Johannes 9:32 | Van [alle] eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. |
Johannes 10:21 | Anderen zeiden: Dit zijn geen woorden eens bezetenen; kan ook de duivel der blinden ogen openen? |
Johannes 11:37 | En sommigen uit hen zeiden: Kon Hij, Die de ogen des blinden geopend heeft, niet maken, dat ook deze niet gestorven ware? |
Johannes 11:41 | Zij namen dan den steen weg, waar de gestorvene lag. En Jezus hief de ogen opwaarts, en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij gehoord hebt. |
Johannes 12:40 | Hij heeft hun ogen verblind, en hun hart verhard; opdat zij met de ogen niet zien, en met het hart [niet] verstaan, en zij bekeerd worden, en Ik hen geneze. |
Johannes 17:1 | Dit heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar den hemel, en zeide: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke. |
Handelingen 1:9 | En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen. |
Handelingen 9:8 | En Saulus stond op van de aarde; en als hij zijn ogen opendeed, zag hij niemand. En zij, hem bij de hand leidende, brachten hem te Damaskus. |
Handelingen 9:18 | En terstond vielen af van zijn ogen gelijk als schellen, en hij werd terstond wederom ziende; en stond op, en werd gedoopt. |
Handelingen 9:40 | Maar Petrus, hebbende hen [allen] uitgedreven, knielde neder en bad: en zich kerende tot het lichaam, zeide hij: Tabitha, sta op! En zij deed haar ogen open, en Petrus gezien hebbende, zat zij over einde. |
Handelingen 26:18 | Om hun ogen te openen, en [hen] te bekeren van de duisternis tot het licht, en [van] de macht des satans tot God; opdat zij vergeving der zonden ontvangen, en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in Mij. |
Handelingen 28:27 | Want het hart dezes volks is dik geworden, en met de oren hebben zij zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zij zich bekeren, en Ik hen geneze. |
Romeinen 3:18 | Er is geen vreze Gods voor hun ogen. |