Mattheus 2:2 | Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien Zijn ster in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden. |
Mattheus 2:4 | En bijeenvergaderd hebbende al de overpriesters en schriftgeleerden des volks, vraagden van hen, waar de Christus zou geboren worden. |
Mattheus 8:20 | En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. |
Mattheus 26:17 | En op den eerste dag der ongehevelde [broden] kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden het pascha te eten? |
Markus 14:12 | En op den eersten dag der ongehevelde [broden], wanneer zij het pascha slachtten, zeiden Zijn discipelen tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij heengaan, en bereiden, dat Gij het pascha eet? |
Markus 14:14 | En zo waar hij ingaat, zegt tot den heer des huizes: De Meester zegt: Waar is de eetzaal, daar Ik het pascha met Mijn discipelen eten zal? |
Lukas 8:25 | En Hij zeide tot hen: Waar is uw geloof? Maar zij, bevreesd zijnde, verwonderden zich, zeggende tot elkander: Wie is toch Deze, dat Hij ook de winden en het water gebiedt, en zij zijn Hem gehoorzaam? |
Lukas 9:58 | En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. |
Lukas 12:17 | En hij overleide bij zichzelven, zeggende: Wat zal ik doen, want ik heb niet, waarin ik mijn vruchten zal verzamelen. |
Lukas 17:17 | En Jezus, antwoordende, zeide: Zijn niet de tien gereinigd geworden, en waar zijn de negen? |
Lukas 17:37 | En zij antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Heere? En Hij zeide tot hen: Waar het lichaam is, aldaar zullen de arenden vergaderd worden. |
Lukas 22:9 | En zij zeiden tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij het bereiden? |
Lukas 22:11 | En gij zult zeggen tot den huisvader van dat huis: De Meester zegt u: Waar is de eetzaal, daar Ik het pascha met Mijn discipelen eten zal? |
Johannes 1:38 | En Jezus Zich omkerende, en ziende hen volgen, zeide tot hen: |
Johannes 3:8 | De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is. |
Johannes 7:11 | De Joden dan zochten Hem in het feest, en zeiden: Waar is Hij? |
Johannes 7:35 | De Joden dan zeiden tot elkander: Waar zal Deze heengaan, dat wij Hem niet zullen vinden? Zal Hij tot de verstrooide Grieken gaan, en de Grieken leren? |
Johannes 8:10 | En Jezus, Zich oprichtende, en niemand ziende dan de vrouw, zeide tot haar: Vrouw, waar zijn deze uw beschuldigers? Heeft u niemand veroordeeld? |
Johannes 8:14 | Jezus antwoordde, en zeide tot hen: Hoewel Ik van Mijzelven getuig, zo is [nochtans] Mijn getuigenis waarachtig; want Ik weet, van waar Ik gekomen ben, en waar Ik heenga; maar gijlieden weet niet, van waar Ik kom, en waar Ik heenga. |
Johannes 8:19 | Zij dan zeiden tot Hem: Waar is Uw Vader? Jezus antwoordde: Gij kent noch Mij, noch Mijn Vader; indien gij Mij kendet, zo zoudt gij ook Mijn Vader kennen. |