Titus 2:9 | [Vermaan] den dienstknechten, dat zij hun eigen heren onderdanig zijn, dat zij in alles welbehagelijk zijn, niet tegensprekende; |
Titus 3:1 | Vermaan hen, dat zij aan de overheden en machten onderdanig zijn, dat zij [hun] gehoorzaam zijn, dat zij tot alle goed werk bereid zijn; |
Hebreeen 2:5 | Want Hij heeft aan de engelen niet onderworpen de toekomende wereld, van welke wij spreken. |
Hebreeen 2:8 | Alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen. Want daarin, dat Hij hem alle dingen heeft onderworpen, heeft Hij niets uitgelaten, dat hem niet onderworpen zij; doch nu zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn; |
Hebreeen 12:9 | Voorts, wij hebben de vaders onzes vleses wel tot kastijders gehad, en wij ontzagen hen; zullen wij [dan] niet veel meer den Vader der geesten onderworpen zijn, en leven? |
Jakobus 4:7 | Zo onderwerpt u dan Gode; wederstaat den duivel, en hij zal van u vlieden. |
1 Petrus 2:13 | Zijt dan alle menselijke ordening onderdanig, om des Heeren wil; hetzij den koning, als de opperste macht hebbende; |
1 Petrus 2:18 | Gij huisknechten, zijt met alle vreze onderdanig den heren, niet alleen den goeden en bescheidenen, maar ook den harden. |
1 Petrus 3:1 | Desgelijks gij vrouwen, zijt uw eigenen mannen onderdanig; opdat ook, zo enigen den Woorde ongehoorzaam zijn, zij door den wandel der vrouwen zonder Woord mogen gewonnen worden; |
1 Petrus 3:5 | Want alzo versierden zichzelven eertijds ook de heilige vrouwen, die op God hoopten, en waren haar eigen mannen onderdanig; |
1 Petrus 3:22 | Welke is aan de rechter [hand] Gods, opgevaren ten hemel, de engelen, en machten, en krachten Hem onderdanig gemaakt zijnde. |
1 Petrus 5:5 | Desgelijks gij jongen, zijt den ouden onderdanig; en zijt allen elkander onderdanig; zijt met de ootmoedigheid bekleed; want God wederstaat de hovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade. |