Mattheus 27:35 | Toen zij nu Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, het lot werpende; opdat vervuld zou worden, hetgeen gezegd is door den profeet: Zij hebben Mijn klederen onder zich verdeeld, en hebben het lot over Mijn kleding geworpen. |
Mattheus 27:47 | En sommigen van die daar stonden, [zulks] horende, zeiden: Deze roept Elias. |
Mattheus 27:48 | En terstond een van hen [toe]lopende, nam een spons, en [die] met edik gevuld hebbende, stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken. |
Mattheus 27:50 | En Jezus, wederom met een grote stem roepende, gaf den geest. |
Mattheus 27:60 | En legde dat in zijn nieuw graf, hetwelk hij in een steenrots uitgehouwen had; en een grote steen [tegen] de deur des grafs gewenteld hebbende, ging hij weg. |
Mattheus 27:66 | En zij heengaande, verzekerden het graf met de wacht, den steen verzegeld hebbende. |
Markus 1:7 | En hij predikte, zeggende: Na mij komt, Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben, nederbukkende, den riem Zijner schoenen te ontbinden. |
Markus 1:26 | En de onreine geest, hem scheurende, en roepende met een grote stem, ging uit van hem. |
Markus 1:31 | En Hij, tot haar gaande, vatte haar hand, en richtte haar op; en terstond verliet haar de koorts, en zij diende henlieden. |
Markus 1:41 | En Jezus, met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, strekte de hand uit, en raakte hem aan, en zeide tot hem: Ik wil, word gereinigd! |
Markus 2:4 | En niet kunnende tot Hem genaken, overmits de schare, ontdekten zij het dak, waar Hij was; en [dat] opgebroken hebbende, lieten zij het beddeken neder, daar de geraakte op lag. |
Markus 2:12 | En terstond stond hij op, en het beddeken opgenomen hebbende, ging hij uit in aller tegenwoordigheid; zodat zij zich allen ontzetten en verheerlijkten God, zeggende: Wij hebben nooit zulks gezien! |
Markus 2:17 | En Jezus, [dat] horende, zeide tot hen: Die gezond zijn, hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. Ik ben niet gekomen, om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering. |
Markus 3:8 | En van Jeruzalem, en van Idumea, en [van] over de Jordaan; en die [van] omtrent Tyrus en Sidon, een grote menigte, gehoord hebbende, hoe grote dingen Hij deed, kwamen tot Hem. |
Markus 3:21 | En als degenen, die Hem bestonden, [dit] hoorden, gingen zij uit, om Hem vast te houden; want zij zeiden: Hij is buiten Zijn zinnen. |
Markus 4:6 | Maar als de zon opgegaan was, zo is het verbrand geworden, en omdat het geen wortel had, zo is het verdord. |
Markus 5:7 | En met een grote stem roepende, zeide hij: Wat heb ik met U [te doen], Jezus, Gij Zone Gods, des Allerhoogsten? Ik bezweer U bij God, dat Gij mij niet pijnigt! |
Markus 5:21 | En als Jezus wederom in het schip overgevaren was aan de andere zijde, vergaderde een grote schare bij Hem; en Hij was bij de zee. |
Markus 5:26 | En veel geleden had van vele medicijnmeesters, en al het hare [daaraan] ten koste gelegd en geen baat gevonden had, maar met welke het veeleer erger geworden was; |
Markus 5:27 | [Deze] van Jezus horende, kwam onder de schare van achteren, en raakte Zijn kleed aan. |