Filippenzen 1:22 | Maar of te leven in het vlees, hetzelve mij oorbaar zij, en wat ik verkiezen zal, weet ik niet. |
Filippenzen 1:24 | Maar in het vlees te blijven, is nodiger om uwentwil. |
Filippenzen 1:29 | Want u is uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden; |
Filippenzen 2:13 | Want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar [Zijn] welbehagen. |
Filippenzen 3:1 | Voorts, mijn broeders, verblijdt u in den Heere. Dezelfde dingen aan u te schrijven, is mij niet verdrietig, en het is u zeker. |
Filippenzen 3:16 | Doch, daar wij toe gekomen zijn, laat ons [daarin] naar denzelfden regel wandelen, laat ons hetzelfde gevoelen. |
Filippenzen 4:2 | Ik vermaan Euodia, en ik vermaan Syntyche, dat zij eensgezind zijn in den Heere. |
Filippenzen 4:10 | En ik ben grotelijks verblijd geweest in den Heere, dat gij nu eenmaal wederom verwakkerd zijt om aan mij te gedenken; waaraan gij ook gedacht hebt, maar gij hebt de gelegenheid niet gehad. |
Filippenzen 4:12 | En ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; alleszins en in alles ben ik onderwezen, beide verzadigd te zijn en honger te lijden, beide overvloed te hebben en gebrek te lijden. |
1 Thessalonicensen 1:8 | Want van u is het Woord des Heeren luidbaar geworden niet alleen in Macedonie en Achaje; maar ook in alle plaatsen is uw geloof, dat [gij] op God [hebt], uitgegaan, zodat wij niet van node hebben, iets [daarvan] te spreken. |
1 Thessalonicensen 1:9 | Want zijzelven verkondigen van ons, hoedanigen ingang wij tot u hebben, en hoe gij tot God bekeerd zijt van de afgoden, om den levenden en waarachtigen God te dienen; |
1 Thessalonicensen 1:10 | En Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Denwelken Hij uit de doden verwekt heeft, [namelijk] Jezus, Die ons verlost van den toekomenden toorn. |
1 Thessalonicensen 4:1 | Voorts dan, broeders, wij bidden en vermanen u in den Heere Jezus, gelijk gij van ons ontvangen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen, dat gij [daarin] meer overvloedig wordt. |
1 Thessalonicensen 4:6 | Dat niemand zijn broeder vertrede, noch bedriege in [zijn] handeling; want de Heere is een wreker over dit alles, gelijk wij u ook te voren gezegd en betuigd hebben. |
1 Thessalonicensen 4:9 | Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node, dat ik u schrijve; want gijzelven zijt van God geleerd om elkander lief te hebben. |
1 Thessalonicensen 4:10 | Want gij doet ook hetzelfde aan al de broederen, die in geheel Macedonie zijn. Maar wij vermanen u, broeders, dat gij meer overvloedig wordt; |
1 Thessalonicensen 4:11 | En dat gij u benaarstigt stil te zijn, en uw eigen dingen te doen, en te werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben; |
1 Thessalonicensen 4:13 | Doch, broeders, ik wil niet, dat gij onwetende zijt van degenen, die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt, gelijk als de anderen, die geen hoop hebben. |
2 Thessalonicensen 1:3 | Wij moeten God te allen tijd danken over u, broeders, gelijk billijk is, omdat uw geloof zeer wast, en [dat] de liefde eens iegelijken van u allen jegens elkander overvloedig wordt; |
2 Thessalonicensen 2:13 | Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, in heiligmaking des Geestes, en geloof der waarheid; |