Mattheus 26:45 | Toen kwam Hij tot Zijn discipelen, en zeide tot hen: Slaapt [nu] voort, en rust; ziet, de ure is nabij gekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. |
Markus 6:31 | En Hij zeide tot hen: Komt gijlieden in een woeste plaats hier alleen, en rust een weinig; want er waren velen, die kwamen en die gingen, en zij hadden zelfs geen gelegen tijd om te eten. |
Markus 14:41 | En Hij kwam ten derden male, en zeide tot hen: Slaapt [nu] voort, en rust; het is genoeg, de ure is gekomen; ziet, de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. |
Lukas 12:15 | En Hij zeide tot hen: Ziet toe en wacht u van de gierigheid; want het is niet in den overvloed [gelegen], dat iemand leeft uit zijn goederen. |
Lukas 12:19 | En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel! gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren, neem rust, eet, drink, wees vrolijk. |
Johannes 20:17 | Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vare op tot Mijn Vader en uw Vader, en [tot] Mijn God en uw God. |
Romeinen 13:1 | Alle ziel zij den machten, over [haar] gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God, en de machten, die er zijn, die zijn van God geordineerd. |
Romeinen 13:14 | Maar doet aan den Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden. |
Romeinen 14:1 | Dengene nu, die zwak is in het geloof, neemt aan, [maar] niet tot twistige samensprekingen. |
Romeinen 15:7 | Daarom neemt elkander aan, gelijk ook Christus ons aangenomen heeft, tot de heerlijkheid Gods. |
2 Corinthiers 6:17 | Daarom gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen. |
Efeziers 5:22 | Gij vrouwen, weest aan uw eigen mannen onderdanig, gelijk aan den Heere; |
Filippenzen 4:3 | En ik bid ook u, gij [mijn] oprechte metgezel, wees dezen [vrouwen] behulpzaam, die met mij gestreden hebben in het Evangelie, ook met Clemens, en de andere mijn medearbeiders, welker namen zijn in het boek des levens. |
Colossenzen 3:9 | Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden mens met zijn werken, |
Colossenzen 3:18 | Gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig, gelijk het betaamt in den Heere. |
Colossenzen 4:1 | Gij heren, doet [uw] dienstknechten recht en gelijk, wetende, dat ook gij een Heere hebt in de hemelen. |
1 Thessalonicensen 5:22 | Onthoudt u van allen schijn des kwaads. |
2 Thessalonicensen 3:14 | Maar indien iemand ons woord, door deze brief [geschreven], niet gehoorzaam is, tekent dien; en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde; |
2 Timotheus 2:16 | Maar stel u tegen het ongoddelijk ijdel-roepen; want zij zullen in meerdere goddeloosheid toenemen. |
2 Timotheus 3:5 | Hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben. Heb ook een afkeer van dezen. |