H639 אַף
neusvleugel, neus, gelaat, toorn, aangezicht, aanschijn, neus(ringen)
Spreuken 15:1 | Een zacht antwoord keert de grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen. |
Spreuken 15:18 | Een grimmig man zal gekijf verwekken; maar de lankmoedige zal den twist stillen. |
Spreuken 16:32 | De lankmoedige is beter dan de sterke; en die heerst over zijn geest, dan die een stad inneemt. |
Spreuken 19:11 | Het verstand des mensen vertrekt zijn toorn; en zijn sieraad is de overtreding voorbij te gaan. |
Spreuken 21:14 | Een gift in het verborgene houdt den toorn onder, en een geschenk in den schoot de sterke grimmigheid. |
Spreuken 22:24 | Vergezelschap u niet met een grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man; |
Spreuken 24:18 | Opdat het de HEERE niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere. |
Spreuken 25:15 | Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. |
Spreuken 27:4 | Grimmigheid en overloping van toorn is wreedheid; maar wie zal voor nijdigheid bestaan? |
Spreuken 29:8 | Spotdrijvende lieden blazen een stad aan [brand]; maar de wijzen keren den toorn af. |
Spreuken 29:22 | Een toornig man verwekt gekijf; en de grammoedige is veelvoudig in overtreding. |
Spreuken 30:33 | Want de drukking der melk brengt boter voort, en de drukking van den neus brengt bloed voort, en de drukking des toorns brengt twist voort. |
Hooglied 7:4 | Uw hals is als een elpenbenen toren, uw ogen zijn [als] de vijvers te Hesbon, bij de poort van Bath-rabbim; uw neus is als de toren van Libanon, die tegen Damaskus ziet. |
Hooglied 7:8 | Ik zeide: Ik zal op den palmboom klimmen, ik zal zijn takken grijpen; zo zullen dan uw borsten zijn als [druif]trossen aan den wijnstok, en de reuk van uw neus als appelen. |
Jesaja 2:22 | Laat gijlieden [dan] af van den mens, wiens adem in zijn neus is, want waarin is hij te achten? |
Jesaja 3:21 | De ringen en de voorhoofdsierselen, |
Jesaja 5:25 | Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft tegen hetzelve Zijn hand uitgestrekt, en Hij heeft het geslagen, zodat de bergen hebben gebeefd, en hun dode lichamen zijn geworden als drek in het midden der straten. Om dit alles keert zich Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. |
Jesaja 7:4 | En zeg tot hem: Wacht u, en zijt gerust, vrees niet, en uw hart worde niet week, vanwege die twee staarten dezer rokende vuurbranden; vanwege de ontsteking des toorns van Rezin en der Syriers, en van den zoon van Remalia; |
Jesaja 9:11 | De Syriers van voren, en de Filistijnen van achteren, dat zij Israel opeten met vollen mond. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. |
Jesaja 9:16 | Daarom zal zich de Heere niet verblijden over hun jongelingen, en hunner wezen en hunner weduwen zal Hij zich niet ontfermen, want zij zijn allen te zamen huichelaars en boosdoeners, en alle mond spreekt dwaasheid. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. |