H676 אֶצְבַּע
tenen, vinger, rechtervinger, zijn vingeren waren zes, tenen
Spreuken 6:13 | Wenkt met zijn ogen, spreekt met zijn voeten, leert met zijn vingeren; |
Spreuken 7:3 | Bind ze aan uw vingeren, schrijf ze op de tafel uws harten. |
Hooglied 5:5 | Ik stond op, om mijn Liefste open te doen; en mijn handen drupten [van] mirre, en mijn vingers [van] vloeiende mirre, op de handvaten des slots. |
Jesaja 2:8 | Ook is hun land vervuld met afgoden; voor het werk hunner handen buigen zij zich neder, voor hetgeen hun vingeren gemaakt hebben. |
Jesaja 17:8 | En hij zal niet aanschouwen de altaren, het werk zijner handen, ook hetgeen zijn vingeren gemaakt hebben, zal hij niet aanzien, noch de bossen, noch de zonnebeelden. |
Jesaja 58:9 | Dan zult gij roepen, en de HEERE zal antwoorden; gij zult schreeuwen, en Hij zal zeggen: Ziet, [hier] ben Ik. Zo gij uit het midden van u wegdoet het juk, het uitsteken des vingers, en het spreken der ongerechtigheid; |
Jesaja 59:3 | Want uw handen zijn met bloed bevlekt; en uw vingeren met ongerechtigheid; uw lippen spreken valsheid, uw tong dicht onrecht. |
Jeremia 52:21 | Aangaande de pilaren, achttien ellen was de hoogte eens pilaars, en een draad van twaalf ellen omving hem; en zijn dikte was vier vingeren, [en] hij was hol. |