Richteren 1:18 | Daartoe nam Juda Gaza in, met haar landpale, en Askelon met haar landpale, en Ekron met haar landpale. |
Richteren 14:19 | Toen werd de Geest des HEEREN vaardig over hem, en hij ging af naar de Askelonieten, en sloeg van hen dertig man; en hij nam hun gewaad, en gaf de wisselklederen aan degenen, die dat raadsel verklaard hadden. Doch zijn toorn ontstak, en hij ging op in zijns vaders huis. |
1 Samuel 6:17 | Dit nu zijn de gouden spenen, die de Filistijnen aan den HEERE ten schuldoffer vergolden hebben: Voor Asdod een, voor Gaza een, voor Askelon een, voor Gath een, voor Ekron een. |
2 Samuel 1:20 | Verkondigt het niet te Gath, boodschapt het niet op de straten van Askelon; opdat de dochters der Filistijnen zich niet verblijden, opdat de dochters der onbesnedenen niet opspringen van vreugde. |
Jeremia 25:20 | En den gansen gemengden hoop, en allen koningen des lands van Uz; en allen koningen van der Filistijnen land, en Askelon, en Gaza, en Ekron, en het overblijfsel van Asdod; |
Jeremia 47:5 | Kaalheid is op Gaza gekomen; Askelon is uitgeroeid, [met] het overblijfsel huns dals; hoe lang zult gij uzelven insnijdingen maken? |
Jeremia 47:7 | Hoe zoudt gij stil houden? De HEERE heeft toch aan het [zwaard] bevel gegeven; tegen Askelon en tegen de zeehaven, aldaar heeft Hij het besteld. |
Amos 1:8 | En Ik zal den inwoner uitroeien uit Asdod, en dien, die den scepter houdt, uit Askelon; en Ik zal Mijn hand wenden tegen Ekron, en het overblijfsel der Filistijnen zal vergaan, zegt de Heere HEERE. |
Sefanja 2:4 | Want Gaza zal verlaten wezen, en Askelon zal ter verwoesting wezen; Asdod zal men in den middag verdrijven, en Ekron zal uitgeworteld worden. |
Sefanja 2:7 | En de landstreek zal wezen voor het overblijfsel van het huis van Juda, dat zij daarin weiden; des avonds zullen zij in de huizen van Askelon legeren, als de HEERE, hunlieder God, hen zal bezocht, en hun gevangenis zal gewend hebben. |
Zacharia 9:5 | Askelon zal het zien, en zal vrezen; desgelijks Gaza, en zal grote smart hebben, mitsgaders Ekron, dewijl hetgeen, waar zij op zagen, [hen] heeft te schande gemaakt; en de koning van Gaza zal vergaan, en Askelon zal niet bewoond worden. |