Jozua 9:17 | Want toen de kinderen Israels voorttogen, zo kwamen zij ten derden dage aan hun steden; hun steden nu waren Gibeon, en Chefira, en Beeroth, en Kirjath-jearim. |
Jozua 18:25 | Gibeon, en Rama, en Beeroth, |
2 Samuel 4:2 | En Sauls zoon had twee mannen, oversten van benden; de naam des enen was Baena, en de naam des anderen Rechab, zonen van Rimmon, den Beerothiet, van de kinderen van Benjamin; want ook Beeroth werd aan Benjamin gerekend. |
Ezra 2:25 | De kinderen van Kirjath-arim, Cefira en Beeroth, zevenhonderd drie en veertig. |
Nehemia 7:29 | De mannen van Kirjath-jearim, Cefira en Beeroth, zevenhonderd drie en veertig; |