Genesis 14:2 | Dat zij krijg voerden met Bera, koning van Sodom, en met Birsa, koning van Gomorra, Sinab, koning van Adama, en Semeber, koning van Zeboim, en den koning van Bela, dat is Zoar. |
Genesis 14:8 | Toen toog de koning van Sodom uit, en de koning van Gomorra, en de koning van Adama, en de koning van Zeboim, en de koning van Bela, dat is Zoar; en zij stelden tegen hen slagorden in het dal Siddim, |
Genesis 36:32 | Bela dan, de zoon van Beor, regeerde in Edom, en de naam zijner stad was Dinhaba. |
Genesis 36:33 | En Bela stierf, en Jobab, de zoon van Zerah, van Bozra, regeerde in zijn plaats. |
Genesis 46:21 | En de zonen van Benjamin: Bela, Becher en Asbel, Gera en Naaman, Echi en Ros, Muppim en Huppim, en Ard. |
Numeri 26:38 | De zonen van Benjamin, naar hun geslachten: van Bela het geslacht der Belaieten; van Asbel het geslacht der Asbelieten; van Ahiram het geslacht der Ahiramieten; |
Numeri 26:40 | En de zonen van Bela waren Ard en Naaman; [van] Ard het geslacht der Ardieten; van Naaman het geslacht der Naamieten. |
1 Kronieken 1:43 | Dit nu zijn de koningen, die geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over de kinderen Israels: Bela, de zoon van Beor; en de naam zijner stad was Dinhaba. |
1 Kronieken 1:44 | En Bela stierf, en Jobab regeerde in zijn plaats, een zoon van Zerah, van Bozra. |
1 Kronieken 5:8 | En Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sema, den zoon van Joel, die woonde te Aroer, en tot aan Nebo, en Baal-meon, |
1 Kronieken 7:6 | [De kinderen] van Benjamin waren Bela, en Becher, en Jediael; drie. |
1 Kronieken 7:7 | En de kinderen van Bela waren Ezbon, en Uzzi, en Uzziel, en Jerimoth, en Iri; vijf hoofden in de huizen der vaderen, kloeke helden; die, in geslachtsregisters gesteld zijnde, waren twee en twintig duizend en vier en dertig. |
1 Kronieken 8:1 | Benjamin nu gewon Bela, zijn eerstgeborene, Asbel, den tweede, en Ahrah, den derde, |
1 Kronieken 8:3 | Bela nu had deze kinderen: Addar, en Gera, en Abihud, |