1 Kronieken 2:36 | Attai nu gewon Nathan, en Nathan gewon Zabad, |
1 Kronieken 2:37 | En Zabad gewon Eflal, en Eflal gewon Obed, |
1 Kronieken 7:21 | En zijn zoon was Zabad; en zijn zoon Suthelah, en Ezer, en Elad. En de mannen van Gath, die in het land geboren waren, doodden hen, omdat zij afgekomen waren om hun vee te nemen. |
1 Kronieken 11:41 | Uria, de Hethiet; Zabad, de zoon van Ahlai; |
2 Kronieken 24:26 | Dezen nu zijn, die een verbintenis tegen hem maakten: Zabad, de zoon van Simeath, de Ammonietische, en Jozabad, de zoon van Simrith, de Moabietische. |
Ezra 10:27 | En van de kinderen van Zatthu: Eljoenai, Eljasib, Mattanja, en Jeremoth, en Zabad, en Aziza. |
Ezra 10:33 | Van de kinderen van Hasum: Mathnai, Mattata, Zabad, Elifelet, Jeremai, Manasse, Simei. |
Ezra 10:43 | Van de kinderen van Nebo: Jeiel, Mattithja, Zabad, Zebina, Jaddai, en Joel, Benaja. |