H2131 זִיקָה
vonk, werptuig, brandend stuk hout, vurige pijl
Job 36:8 | En zo zij, gebonden zijnde in boeien, vast gehouden worden met banden der ellende; |
Psalm 149:8 | Om hun koningen te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien; |
Spreuken 26:18 | Gelijk een, die zich veinst te razen, die vuursprankelen, pijlen en dodelijke dingen werpt; |
Jesaja 45:14 | Alzo zegt de HEERE: De arbeid der Egyptenaren en de koophandel der Moren en der Sabeers, der mannen van grote lengte, zullen tot u overkomen, en zij zullen de uwe zijn, zij zullen u navolgen, in boeien zullen zij overkomen; en zij zullen zich voor u buigen, zij zullen u smeken, [zeggende:] Gewisselijk, God is in u, en er is anders geen God meer. |
Jesaja 50:11 | Ziet, gij allen, die een vuur aansteekt, die u met spranken omgordt! wandelt in de vlam van uw vuur, en in de spranken, [die] gij ontstoken hebt. Dat geschiedt u van Mijn hand, in smart zult gijlieden liggen. |
Nahum 3:10 | Nog is zij gevankelijk gegaan in de gevangenis; ook zijn haar kinderen op het hoofd van alle straten verpletterd geworden; en over haar geeerden hebben zij het lot geworpen, en al haar groten zijn in boeien gebonden geworden. |