H2201 זַעַק
geschrei, gekrijt, angstgeschreeuw, geschreeuw, jammergeschrei, geroep
Genesis 18:20 | Voorts zeide de HEERE: Dewijl het geroep van Sodom en Gomorra groot is, en dewijl haar zonde zeer zwaar is, |
Nehemia 5:6 | Toen ik nu hun geroep en deze woorden hoorde, ontstak ik zeer. |
Nehemia 9:9 | En Gij hebt aangezien onzer vaderen ellende in Egypte, en Gij hebt hun geroep gehoord aan de Schelfzee; |
Esther 4:1 | Als Mordechai wist al wat er geschied was, zo verscheurde Mordechai zijn klederen, en hij trok een zak aan met as; en hij ging uit door het midden der stad, en hij riep [met] een groot en bitter geroep. |
Esther 9:31 | Dat zij deze dagen van Purim bevestigen zouden op hun bestemde tijden, gelijk als Mordechai, de Jood, over hen bevestigd had, en Esther, de koningin, en gelijk als zij het bevestigd hadden voor zichzelven en voor hun zaad; de zaken van het vasten en hunlieder geroep. |
Job 16:18 | O, aarde! bedek mijn bloed niet; en voor mijn geroep zij geen plaats. |
Spreuken 21:13 | Die zijn oor stopt voor het geschrei des armen, die zal ook roepen, en niet verhoord worden. |
Prediker 9:17 | De woorden der wijzen moeten in stilheid aangehoord worden, meer dan het geroep desgenen, die over de zotten heerst. |
Jesaja 15:5 | Mijn hart schreeuwt over Moab, haar grendelen zijn naar Zoar toe, de driejarige vaars; want hij gaat op met geween naar den opgang van Luhith, want op den weg naar Horonaim verwekken zij een jammergeschrei. |
Jesaja 15:8 | Want dat geschreeuw zal omgaan door de landpale van Moab, haar gehuil tot Eglaim toe, ja, tot Beer-elim toe zal haar gehuil zijn. |
Jesaja 30:19 | Want het volk zal in Sion wonen, te Jeruzalem; gij zult ganselijk niet wenen; gewisselijk zal Hij u genadig zijn op de stem uws geroeps; zo haast Hij die horen zal, zal Hij u antwoorden. |
Jesaja 65:19 | En Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem, en vrolijk zijn over Mijn volk; en in haar zal niet meer gehoord worden de stem der wening, noch de stem des geschreeuws. |
Jeremia 18:22 | Laat er een geschrei uit hun huizen gehoord worden, wanneer Gij haastelijk een bende over hen zult brengen; dewijl zij een kuil gegraven hebben om mij te vangen, en strikken verborgen voor mijn voeten. |
Jeremia 20:16 | Ja, dezelve man zij, als de steden, die de HEERE heeft omgekeerd, en het heeft Hem niet berouwd; en hij hore in den morgenstond een geroep, en op den middagtijd een geschrei. |
Jeremia 48:4 | Moab is verbroken; haar kleine [kinderen] hebben een gekrijt laten horen. |
Jeremia 48:34 | Vanwege Hesbons gekrijt tot Eleale toe, tot Jahaz toe, hebben zij hun stem verheven, van Zoar tot aan Horonaim, die driejarige vaarze; want ook de wateren van Nimrim zullen tot verwoestingen worden. |
Jeremia 50:46 | De aarde is bevende geworden van het geluid der inneming van Babel, en het gekrijt is gehoord onder de volken. |
Jeremia 51:54 | Er is een stem des gekrijts uit Babel, en een grote breuk uit het land der Chaldeen. |
Ezechiel 27:28 | Van het geluid des geschreeuws uwer schippers zullen de voorsteden beven. |