Genesis 18:12 | Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben, en mijn heer oud is? |
Genesis 18:13 | En de HEERE zeide tot Abraham: Waarom heeft Sara gelachen, zeggende: Zou ik ook waarlijk baren, nu ik oud geworden ben? |
Genesis 19:31 | Toen zeide de eerstgeborene tot de jongste: Onze vader is oud, en er is geen man in dit land, om tot ons in te gaan, naar de wijze der ganse aarde. |
Genesis 24:1 | Abraham nu was oud, [en] wel bedaagd; en de HEERE had Abraham in alles gezegend. |
Genesis 27:1 | En het geschiedde, als Izak oud geworden was, en zijn ogen donker geworden waren, en hij niet zien kon; toen riep hij Ezau, zijn grootsten zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon! En hij zeide tot hem: Zie, [hier] ben ik! |
Genesis 27:2 | En hij zeide: Zie nu, ik ben oud geworden, ik weet den dag mijns doods niet. |
Jozua 13:1 | Jozua nu was oud, wel bedaagd; en de HEERE zeide tot hem: Gij zijt oud geworden, welbedaagd, en er is zeer veel lands overgebleven, om dat erfelijk te bezitten. |
Jozua 23:2 | Zo riep Jozua gans Israel, hun oudsten, en hun hoofden, en hun richters, en hun ambtlieden, en hij zeide tot hen: Ik ben oud geworden, [en] wel bedaagd; |
Ruth 1:12 | Keert weder, mijn dochters! Gaat heen; want ik ben te oud om een man te hebben. Wanneer ik al zeide: Ik heb hoop, of ik ook in dezen nacht een man had, ja, ook zonen baarde; |
1 Samuel 2:22 | Doch Eli was zeer oud, en hoorde al, wat zijn zonen aan gans Israël deden, en dat zij sliepen bij de vrouwen, die met hopen samenkwamen aan de deur van de tent der samenkomst. |
1 Samuel 4:18 | En het geschiedde, als hij van de ark Gods vermeldde, zo viel hij achterwaarts van den stoel af, aan de zijde der poort, en brak den nek, en stierf; want de man was oud en zwaar; en hij richtte Israel veertig jaren. |
1 Samuel 8:1 | Het geschiedde nu, toen Samuel oud geworden was, zo stelde hij zijn zonen tot richters over Israel. |
1 Samuel 8:5 | En zij zeiden tot hem: Zie, gij zijt oud geworden, en uw zonen wandelen niet in uw wegen; zo zet nu een koning over ons, om ons te richten, gelijk al de volken [hebben]. |
1 Samuel 12:2 | En nu, ziet, daar trekt de koning voor uw aangezicht heen, en ik ben oud en grijs geworden, en ziet, mijn zonen zijn bij ulieden; en ik heb voor uw aangezichten gewandeld van mijn jeugd af tot dezen dag toe. |
1 Samuel 17:12 | David nu was de zoon van den Efrathischen man van Bethlehem-juda, wiens naam was Isai, en [die] acht zonen had, en in de dagen van Saul was hij een man, oud, afgaande onder de mannen. |
2 Samuel 19:32 | Barzillai nu was zeer oud, een man van tachtig jaren; en hij had den koning onderhouden, toen hij te Mahanaim zijn verblijf had; want hij was een zeer groot man. |
1 Koningen 1:1 | De koning David nu was oud, wel bedaagd; en zij dekten hem met klederen, doch hij kreeg gene warmte. |
1 Koningen 1:15 | En Bathseba ging in tot den koning in de binnenkamer; doch de koning was zeer oud, en Abisag, de Sunamietische, diende den koning. |
2 Koningen 4:14 | Toen had hij gezegd: Wat is er dan voor haar te doen? En Gehazi had gezegd: Zij heeft toch geen zoon, en haar man is oud. |
1 Kronieken 23:1 | Toen nu David oud was en zat van dagen, maakte hij zijn zoon Salomo tot koning over Israel. |