H3034 יָדָה
dankzeggen, prijzen, lofzingen, werpen, schieten, neerslaan, belijden (zonde), belijden (naam van Go

Bijbelteksten

Genesis 29:35En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Ditmaal zal ik den HEERE loven; daarom noemde zij zijn naam Juda. En zij hield op van baren.
Genesis 49:8Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen.
Leviticus 5:5Het zal dan geschieden, als hij aan een van die schuldig is, dat hij belijden zal, waarin hij gezondigd heeft;
Leviticus 16:21En Aaron zal beide zijn handen op het hoofd van den levenden bok leggen, en zal daarop al de ongerechtigheden der kinderen Israëls, en al hun overtredingen, naar al hun zonden, belijden; en hij zal die op het hoofd des boks leggen, en zal [hem] door de hand eens mans, die voorhanden is, naar de woestijn uitlaten.
Leviticus 26:40Dan zullen zij hun ongerechtigheid belijden, en de ongerechtigheid hunner vaderen met hun overtredingen, waarmede zij tegen Mij overtreden hebben, en ook dat zij met Mij in tegenheid gewandeld hebben.
Numeri 5:7En zij zullen hun zonde, welke zij gedaan hebben, belijden; daarna zal hij zijn schuld weder uitkeren, naar de hoofdsom daarvan, en derzelver vijfde deel zal hij daarboven toedoen, en zal het dien geven, aan wien hij zich verschuldigd heeft.
2 Samuel 22:50Daarom zal ik U, o HEERE, loven onder de heidenen, en Uw Naam zal ik psalmzingen.
1 Koningen 8:33Wanneer Uw volk Israel zal geslagen worden voor het aangezicht des vijands, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben, en zich tot U bekeren, en Uw Naam belijden, en tot U in dit huis bidden en smeken zullen;
1 Koningen 8:35Als de hemel zal gesloten zijn, dat er geen regen is, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben; en zij in deze plaats bidden, en Uw Naam belijden, en van hun zonden zich bekeren zullen, als Gij hen geplaagd zult hebben;
1 Kronieken 16:4En hij stelde voor de ark des HEEREN [sommigen] uit de Levieten tot dienaars, en dat, om den HEERE, den God Israels, te vermelden, en te loven, en te prijzen.
1 Kronieken 16:7Te dienzelven dage gaf David ten eerste [dezen psalm], om den HEERE te loven, door den dienst van Asaf, en zijn broederen.
1 Kronieken 16:8Looft den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken.
1 Kronieken 16:34Looft den HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
1 Kronieken 16:35En zegt: Verlos ons, o God onzes heils, en verzamel ons, en red ons van de heidenen, dat wij Uw heiligen Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen.
1 Kronieken 16:41En met hen Heman en Jeduthun, en de overige uitgelezenen, die met namen uitgedrukt zijn om den HEERE te loven; want Zijn goedertierenheid is tot in der eeuwigheid.
1 Kronieken 23:30En om alle morgens te staan, om den HEERE te loven en te prijzen; en desgelijks des avonds;
1 Kronieken 25:3Aangaande Jeduthun: de kinderen van Jeduthun waren Gedalja, en Zeri, en Jesaja, Hasabja en Mattithja, zes; aan de handen van hun vader Jeduthun, op harpen profeterende met den HEERE te danken en te loven.
1 Kronieken 29:13Nu dan, onze God, wij danken U, en loven den Naam Uwer heerlijkheid.
2 Kronieken 5:13Het geschiedde dan, als zij eenpariglijk trompetten en zongen, om een eenparige stem te laten horen, prijzende en lovende den HEERE; en als zij de stem verhieven met trompetten, en met cimbalen, en [andere] muzikale instrumenten, en als zij den HEERE prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld werd, [namelijk] het huis des HEEREN.
2 Kronieken 6:24Wanneer ook Uw volk Israel voor het aangezicht des vijands zal geslagen worden, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben, en zich bekeren, en Uw Naam belijden, en voor Uw aangezicht in dit huis bidden en smeken zullen,

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs