2 Samuel 23:32 | Eljachba, de Saalboniet; van de zonen van Jazen, Jonathan; |
1 Kronieken 8:33 | Ner nu gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan, en Malchi-sua, Abinadab, en Esbaal. |
1 Kronieken 8:34 | En Jonathans zoon was Merib-baal, en Merib-baal gewon Micha. |
1 Kronieken 9:39 | En Ner gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan, en Malchi-sua, en Abinadab, en Esbaal. |
1 Kronieken 9:40 | En Jonathans zoon van Merib-baal, en Merib-baal gewon Micha. |
1 Kronieken 20:7 | En hij hoonde Israel, maar Jonathan, de zoon van Simea, den broeder van David, versloeg hem. |
1 Kronieken 27:25 | En over de schatten des konings was Azmaveth, de zoon van Adiel; en over de schatten op het land, in de steden, en in de dorpen, en in de torens, was Jonathan, de zoon van Uzzia. |
1 Kronieken 27:32 | En Jonathan, Davids oom, was raad, een verstandig man; hij was ook schrijver; Jehiel nu, de zoon van Hachmoni, was bij de zonen des konings. |
2 Kronieken 17:8 | En met hen de Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-adonia, de Levieten, en met hen de priesters Elisama en Joram. |
Nehemia 12:18 | Van Bilga, Sammua; van Semaja, Jonathan; |
Jeremia 37:15 | En de vorsten werden zeer toornig op Jeremia en sloegen hem; en zij stelden hem in het gevangenhuis, ten huize van Jonathan, den schrijver; want zij hadden dat tot een gevangenhuis gemaakt. |
Jeremia 37:20 | Nu dan, hoor toch, o mijn heer koning! laat toch mijn smeking voor uw aangezicht nedervallen, en breng mij niet weder [in] het huis van Jonathan, den schrijver, opdat ik aldaar niet sterve. |
Jeremia 38:26 | Zo zult gij tot hen zeggen: Ik wierp mijn smeking voor des konings aangezicht neder, dat hij mij niet zou weder laten brengen in Jonathans huis, om aldaar te sterven. |