Genesis 46:10 | En de zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische vrouw. |
Exodus 6:14 | En de zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit zijn de huisgezinnen van Simeon. |
Numeri 26:12 | De zonen van Simeon, naar hun geslachten: van Nemuel, het geslacht der Nemuelieten; van Jamin het geslacht der Jaminieten; van Jachin het geslacht der Jachinieten; |
1 Koningen 7:21 | Daarna richtte hij de pilaren op in het voorhuis des tempels; en den rechter pilaar opgericht hebbende, zo noemde hij zijn naam Jachin, en den linker pilaar opgericht hebbende, zo noemde hij zijn naam Boaz. |
1 Kronieken 9:10 | Van de priesteren nu, Jedaja, en Jojarib, en Jachin, |
1 Kronieken 24:17 | Het een en twintigste voor Jachin, het twee en twintigste voor Gamul, |
2 Kronieken 3:17 | En hij richtte de pilaren op voor aan den tempel, een ter rechterhand, en een ter linkerhand; en hij noemde den naam van den rechter Jachin, en den naam van den linker Boaz. |
Nehemia 11:10 | Van de priesteren: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jachin; |