Leviticus 13:49 | En die plaag aan het kleed, of aan het vel, of aan den scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig vellentuig, groenachtig of roodachtig is; het is de plaag der melaatsheid; daarom zal zij den priester vertoond worden. |
Leviticus 13:52 | Daarom zal hij dat kleed, of die werpte, of dien inslag van wol, of van linnen, of alle vellentuig, waarin die plaag zal zijn, verbranden; want het is een knagende melaatsheid; het zal met vuur verbrand worden. |
Leviticus 13:53 | Doch indien de priester zal zien, dat, ziet, de plaag aan het kleed, of aan den scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig vellentuig niet uitgespreid is; |
Leviticus 13:57 | Maar zo zij nog aan het kleed, of aan den scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig vellentuig, gezien wordt, het is uitbottende [melaatsheid]; gij zult hetgeen, waaraan de plaag is, met vuur verbranden. |
Leviticus 13:58 | Maar het kleed, of de werpte, of de inslag, of alle vellentuig, dat gij gewassen zult hebben, als de plaag daarvan geweken zal zijn, dat zal andermaal gewassen worden, en het zal rein zijn. |
Leviticus 13:59 | Dit is de wet van de plaag der melaatsheid, van een wollen of linnen kleed, of een werpte, of een inslag, of alle vellentuig, om dat rein te verklaren, of onrein te verklaren. |
Leviticus 14:5 | De priester zal ook gebieden, dat men den ene vogel slachte, in een aarden vat, over levend water. |
Leviticus 14:50 | En hij zal den enen vogel slachten in een aarden vat, over levend water. |
Leviticus 15:4 | Alle leger, waarop hij, die den vloed heeft, zal liggen, zal onrein zijn, en alle tuig, waarop hij zal zitten, zal onrein zijn. |
Leviticus 15:6 | En die op dat tuig zit, waarop hij, die den vloed heeft, gezeten zal hebben, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en zal onrein zijn tot aan den avond. |
Leviticus 15:12 | Ook het aarden vat, hetwelk hij, die den vloed heeft, zal aangeroerd hebben, zal gebroken worden; maar alle houten vat zal met water gespoeld worden. |
Leviticus 15:22 | Ook al wie enig tuig, waarop zij gezeten zal hebben, aanroert, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond. |
Leviticus 15:23 | Zelfs indien het op het leger geweest zal zijn, of op het tuig, waarop zij zat, als hij dat aanroerde, hij zal onrein zijn tot aan den avond. |
Leviticus 15:26 | Alle leger, waarop zij al de dagen haars vloeds gelegen zal hebben, zal haar zijn als het leger harer afzondering; en alle tuig, waarop zij zal gezeten hebben, zal onrein zijn, naar de onreinigheid harer afzondering. |
Numeri 1:50 | Maar gij, stel de Levieten over den tabernakel der getuigenis, en over al zijn gereedschap, en over alles, wat daartoe behoort; zij zullen den tabernakel dragen, en al zijn gereedschap; en zij zullen dien bedienen, en zij zullen zich rondom den tabernakel legeren. |
Numeri 3:8 | En dat zij al het gereedschap van de tent der samenkomst, en de wacht der kinderen Israëls waarnemen, om den dienst des tabernakels te bedienen. |
Numeri 3:31 | Hun wacht nu zal zijn de ark, en de tafel, en de kandelaar, en de altaren en het gereedschap des heiligdoms, met hetwelk zij dienst doen, en het deksel, en al [wattot] zijn dienst [behoort]. |
Numeri 3:36 | En het opzicht der wachten van de zonen van Merari zal zijn over de berderen des tabernakels, en zijn richelen, en zijn pilaren, en zijn voeten, en al zijn gereedschap, en al [wattot] zijn dienst [behoort]; |
Numeri 4:9 | Dan zullen zij een kleed van hemelsblauw nemen, en bedekken den kandelaar des luchters, en zijn lampen, en zijn snuiters, en zijn blusvaten, en al zijn olievaten, met welke zij aan denzelven dienen. |
Numeri 4:10 | Zij zullen ook denzelven, en al zijn gereedschap in een deksel van dassenvellen doen, en zullen hem op den draagboom leggen. |