H3775 כֶּשֶׂב
lammeren, schapen, schaap, lam
Genesis 30:32 | Ik zal heden door uw ganse kudde gaan, daarvan afzonderende al het gespikkelde en geplekte vee, en al het bruine vee onder de lammeren, en het geplekte en gespikkelde onder de geiten; en zulks zal mijn loon zijn. |
Genesis 30:33 | Zo zal mijn gerechtigheid op den dag van morgen met mij betuigen, als gij komen zult over mijn loon, voor uw aangezicht; al wat niet gespikkeld en geplekt is onder de geiten en bruin onder de lammeren, dat zij bij mij gestolen. |
Genesis 30:35 | En hij zonderde af ten zelfden dage de gesprenkelde en geplekte bokken en al de gespikkelde en geplekte geiten, al waar wit aan was, en al het bruine onder de lammeren; en hij gaf dezelve in de hand zijner zonen. |
Genesis 30:40 | Toen scheidde Jakob de lammeren, en hij wendde het gezicht der kudde op het gesprenkelde, en al het bruine onder Labans kudde; en hij stelde zijn kudden alleen, en hij zette ze niet bij de kudde van Laban. |
Leviticus 1:10 | En indien zijn offerande is van klein vee, van schapen of van geiten, ten brandoffer, zal hij een volkomen mannetje offeren. |
Leviticus 3:7 | Indien hij een lam tot zijn offerande offert, zo zal hij het offeren voor het aangezicht des HEEREN. |
Leviticus 4:35 | En al het vet daarvan zal hij afnemen, gelijk als het vet van het lam des dankoffers afgenomen wordt, en de priester zal die aansteken op het altaar, op de vuurofferen des HEEREN; en de priester zal voor hem verzoening doen over zijn zonde, die hij gezondigd heeft, en het zal hem vergeven worden. |
Leviticus 7:23 | Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Geen vet van een os, of schaap, of geit, zult gij eten. |
Leviticus 17:3 | Een ieder van het huis Israëls, die een os, of lam, of geit in het leger slachten zal, of die [ze] slachten zal buiten het leger; |
Leviticus 22:19 | Het zal naar uw welgevallen zijn, een volkomen mannetje, van de runderen, van de lammeren, of van de geiten. |
Leviticus 22:27 | Wanneer een os, of lam, of geit zal geboren zijn, zo zal die zeven dagen onder zijn moeder zijn; daarna, van den achtsten dag en daarover, zal hij aangenaam zijn tot offerande des vuuroffers den HEERE. |
Numeri 18:17 | Maar het eerstgeborene van een koe, of het eerstgeborene van een schaap, of het eerstgeborene van een geit zult gij niet lossen, zij zijn heilig; hun bloed zult gij sprengen op het altaar, en hun ver zult gij aansteken, tot een vuuroffer van liefelijken reuk den HEERE. |
Deuteronomium 14:4 | Dit zijn de beesten, die gijlieden eten zult; een os, klein vee der schapen, en klein vee der geiten; |