Exodus 33:4 | Toen het volk dit kwade woord hoorde, zo droegen zij leed; en niemand van hen deed zijn versiersel aan zich. |
Exodus 33:5 | En de HEERE had tot Mozes gezegd: Zeg tot de kinderen Israëls: Gij zijt een hardnekkig volk; in een ogenblik zou Ik in het midden van ulieden optrekken, en zou u vernielen; doch nu, legt uw sieraad van u af, en Ik zal weten, wat Ik u doen zal. |
Exodus 33:6 | De kinderen Israels dan beroofden zichzelven van hun versierselen, [verre] van den berg Horeb. |
2 Samuel 1:24 | Gij, dochteren Israels, weent over Saul; die u kleedde met scharlaken, met weelde; die u sieraad van goud deed dragen over uw kleding. |
Psalm 32:9 | Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, opdat het tot u niet genake. |
Psalm 103:5 | Die uw mond verzadigt met het goede, uw jeugd vernieuwt als eens arends. |
Jesaja 49:18 | Hef uw ogen op rondom, en zie, alle deze vergaderen zich, zij komen tot u; [Zo waarachtig als] Ik leef, spreekt de HEERE, zekerlijk, gij zult u met alle dezen als met een sieraad bekleden, en gij zult ze [u] aanbinden, gelijk een bruid. |
Jeremia 2:32 | Vergeet ook een jonkvrouw haar versiersel, [of] een bruid haar bindselen? Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, dagen zonder getal. |
Jeremia 4:30 | Wat zult gij dan doen, gij verwoeste? Al kleeddet gij u met scharlaken, al versierdet gij u met gouden sieraad, al schuurdet gij uw ogen met blanketsel, zo zoudt gij u [toch] tevergeefs oppronken; de boelen versmaden u, zij zullen uw ziel zoeken. |
Ezechiel 7:20 | En Hij heeft de schoonheid Zijns sieraads ter overtreffelijkheid gezet; maar zij hebben daarin beelden hunner gruwelen [en] hunner verfoeiselen gemaakt; daarom heb Ik dat hun tot onreinigheid gesteld. |
Ezechiel 16:7 | Ik heb u tot tien duizend, als het gewas des velds, gemaakt; en gij zijt gegroeid, en groot geworden, en zijt gekomen tot grote sierlijkheid; [uw] borsten zijn vast geworden, en uw haar is gewassen, doch gij waart naakt en bloot. |
Ezechiel 16:11 | Ook versierde Ik u met sieraad, en deed armringen aan uw handen, en een keten aan uw hals. |
Ezechiel 23:40 | Dit is er ook, dat zij gezonden hebben tot mannen, die van verre zouden komen; tot dewelken als een bode gezonden was, ziet, zo kwamen zij, voor dewelken gij u wiest, uw ogen blankettet en u met sieraad versierdet; |