H6235 עֶשֶׂר
ten times, seventeen +, fifteen +, ten

Bijbelteksten

Nehemia 5:18En wat voor een dag bereid werd, was een os [en] zes uitgelezen schapen; ook werden mij vogelen bereid, en binnen tien dagen van allen wijn zeer veel; nog heb ik bij dezen het brood des landvoogds niet gezocht, omdat de dienstbaarheid zwaar was over dit volk.
Nehemia 11:1Voorts woonden de oversten des volks te Jeruzalem; maar het overige des volks wierpen loten, om uit tien een uit te brengen, die in de heilige stad Jeruzalem zou wonen, en negen delen in de [andere] steden.
Esther 3:9Indien het den koning goeddunkt, laat er geschreven worden, dat men hen verdoe; zo zal ik tien duizend talenten zilvers opwegen in de handen dergenen, die het werk doen, om in des konings schatten te brengen.
Esther 9:10De tien zonen van Haman, den zoon van Hammedatha, den vijand der Joden, doodden zij; maar zij sloegen hun handen niet aan den roof.
Esther 9:12En de koning zeide tot de koningin Esther: Te Susan op den burg hebben de Joden gedood en omgebracht vijfhonderd mannen en de tien zonen van Haman; wat hebben zij in al de andere landschappen des konings gedaan? Wat is nu uw bede? en het zal u gegeven worden; of wat is verder uw verzoek? het zal geschieden.
Esther 9:13Toen zeide Esther: Dunkt het den koning goed, men late ook morgen den Joden, die te Susan zijn, toe, te doen naar het gebod van heden; en men hange de tien zonen van Haman aan de galg.
Esther 9:14Toen zeide de koning, dat men alzo doen zou; en er werd een gebod gegeven te Susan, en men hing de tien zonen van Haman op.
Job 19:3Gij hebt nu tienmaal mij schande aangedaan; gij schaamt u niet, gij verhardt u tegen mij.
Prediker 7:19De wijsheid versterkt den wijze meer dan tien heerschappers, die in een stad zijn.
Jesaja 5:10Ja, tien bunderen wijngaards zullen een enig bath geven, en een homer zaads zal een efa geven.
Jesaja 38:8Zie, Ik zal de schaduw der graden, die met de zon in de graden van Achaz' [zonnewijzer] nederwaarts gegaan is, tien graden achterwaarts doen keren. Dies is de zon tien graden teruggekeerd, in de graden, die zij nederwaarts gegaan was.
Jeremia 32:9Dies kocht ik van Hanameel, mijns ooms zoon, het veld, dat bij Anathoth is; en ik woog hem het geld toe, zeventien zilveren sikkelen.
Jeremia 41:1Maar het geschiedde in de zevende maand, [dat] Ismael, de zoon van Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijken zade, en de oversten des konings, te weten tien mannen, met hem kwamen tot Gedalia, den zoon van Ahikam, te Mizpa; en zij aten aldaar brood te zamen, te Mizpa.
Jeremia 41:2En Ismael, de zoon van Nethanja, maakte zich op, mitsgaders de tien mannen, die met hem waren, en zij sloegen Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, met het zwaard; alzo doodde hij hem, dien de koning van Babel over het land gesteld had.
Jeremia 41:8Doch onder hen werden tien mannen gevonden, die tot Ismael zeiden: Dood ons niet, want wij hebben verborgen schatten in het veld, van tarwe, en gerst, en olie, en honig. Zo liet hij af, en doodde ze niet in het midden hunner broederen.
Jeremia 42:7En het gebeurde ten einde van tien dagen, dat des HEEREN woord tot Jeremia geschiedde.
Ezechiel 40:11Voorts mat hij de wijdte der deur van de poort, tien ellen; de lengte der poort, dertien ellen.
Ezechiel 41:2En de breedte der deur, tien ellen, en de zijden der deur, vijf ellen van deze, en vijf ellen van gene zijde; ook mat hij de lengte daarvan, veertig ellen, en de breedte twintig ellen.
Ezechiel 42:4En voor de kameren was een wandeling van tien ellen de breedte; naar binnen toe, [en] een weg van een el; en de deuren van dezelve waren tegen het noorden.
Ezechiel 45:1Als gijlieden nu het land zult doen vallen in erfenis, zo zult gij een hefoffer den HEERE offeren, [tot] een heilige plaats, van het land; de lengte zal zijn de lengte van vijf en twintig duizend [meetrieten], en de breedte tien duizend; dat zal in zijn gehele grenzen rondom heilig zijn.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken