Jesaja 38:5 | Ga henen, en zeg tot Hizkia: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen; |
Jeremia 1:2 | Tot welken het woord des HEEREN geschiedde, in de dagen van Josia, zoon van Amon, koning van Juda, in het dertiende jaar zijner regering. |
Jeremia 1:3 | Ook geschiedde het [tot hem] in de dagen van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda, totdat voleind werd het elfde jaar van Zedekia, zoon van Josia, koning van Juda; totdat Jeruzalem gevankelijk werd weggevoerd in de vijfde maand. |
Jeremia 25:3 | Van het dertiende jaar van Josia, den zoon van Amon, den koning van Juda, tot op dezen dag toe (dit is het drie en twintigste jaar) is het woord des HEEREN tot mij geschied; en ik heb tot ulieden gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, maar gij hebt niet gehoord. |
Jeremia 32:1 | Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE, in het tiende jaar van Zedekia, koning van Juda; dit jaar was het achttiende jaar van Nebukadrezar. |
Jeremia 39:2 | In het elfde jaar van Zedekia, in de vierde maand, op den negenden der maand, werd de stad doorgebroken. |
Jeremia 52:1 | Zedekia was een en twintig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, een dochter van Jeremia, van Libna. |
Jeremia 52:5 | Alzo kwam de stad in belegering, tot in het elfde jaar van den koning Zedekia. |
Jeremia 52:12 | Daarna, in de vijfde maand, op den tienden der maand (dit jaar was het negentiende jaar van den koning Nebukadrezar, den koning van Babel), als Nebuzaradan, de overste der trawanten, die voor het aangezicht des konings van Babel stond, te Jeruzalem gekomen was; |
Jeremia 52:20 | De twee pilaren, de ene zee, en de twaalf koperen runderen, die in de plaats der stellingen waren, die de koning Salomo voor het huis des HEEREN gemaakt had; het koper daarvan, [te weten] van al deze vaten, was zonder gewicht. |
Jeremia 52:21 | Aangaande de pilaren, achttien ellen was de hoogte eens pilaars, en een draad van twaalf ellen omving hem; en zijn dikte was vier vingeren, [en] hij was hol. |
Jeremia 52:29 | In het achttiende jaar van Nebukadrezar, [voerde hij gevankelijk weg] achthonderd twee en dertig zielen uit Jeruzalem; |
Jeremia 52:31 | Het geschiedde daarna, in het zeven en dertigste jaar der gevankelijke wegvoering van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde maand, op den vijf en twintigsten der maand, dat Evilmerodach, de koning van Babel, in het [eerste] jaar zijns koninkrijks, het hoofd van Jojachin, den koning van Juda, verhief, en hem uit het gevangenhuis uitbracht. |
Ezechiel 26:1 | En het gebeurde in het elfde jaar, op den eersten der maand, [dat] des HEEREN woord tot mij geschiedde, zeggende: |
Ezechiel 29:1 | In het tiende jaar, in de tiende [maand], op den twaalfden der maand, geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: |
Ezechiel 30:20 | Ook gebeurde het in het elfde jaar, in de eerste [maand], op den zevenden der maand, [dat] het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: |
Ezechiel 31:1 | Het gebeurde ook in het elfde jaar, in de derde [maand], op den eersten der maand, [dat] des HEEREN woord tot mij geschiedde, zeggende: |
Ezechiel 32:1 | Het gebeurde ook in het twaalfde jaar, in de twaalfde maand op den eersten der maand, [dat] het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: |
Ezechiel 32:17 | Voorts gebeurde het in het twaalfde jaar, op den vijftienden der maand, [dat] het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: |
Ezechiel 33:21 | En het geschiedde in het twaalfde jaar onzer gevankelijke wegvoering, in de tiende [maand], op den vijfden der maand, [dat er] een tot mij kwam, die van Jeruzalem ontkomen was, zeggende: De stad is geslagen. |