Exodus 10:26 | En ons vee zal ook met ons gaan, er zal niet een klauw achterblijven; want van hetzelve zullen wij nemen, om den HEERE, onzen God, te dienen; want wij weten niet, waarmede wij den HEERE, onzen God, dienen zullen, totdat wij daar komen. |
Leviticus 11:3 | Al wat onder de beesten den klauw verdeelt, en de kloof der klauwen in tweeen klieft, [en] herkauwt, dat zult gij eten. |
Leviticus 11:4 | Deze nochtans zult gij niet eten, van degenen, die [alleen] herkauwen, of de klauwen [alleen] verdelen: den kemel, want hij herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; die zal u onrein zijn; |
Leviticus 11:5 | En het konijntje, want het herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; dat zal u onrein zijn; |
Leviticus 11:6 | En den haas, want hij herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; die zal u onrein zijn. |
Leviticus 11:7 | Ook het zwijn, want dat verdeelt wel den klauw, en klieft de klove der klauwen in tweeen, maar herkauwt het gekauwde niet; dat zal u onrein zijn. |
Leviticus 11:26 | Alle beest, dat den klauw verdeelt, doch de klove niet in tweeen klieft, en niet herkauwt, zal u onrein zijn; zo wie hetzelve aangeroerd zal hebben, zal onrein zijn. |
Deuteronomium 14:6 | Alle beesten, die de klauwen verdelen, en de kloof in twee klauwen klieven, [en] herkauwen onder de beesten, die zult gij eten. |
Deuteronomium 14:7 | Maar deze zult gij niet eten, van degenen, die [alleen] herkauwen, of van degenen, die den gekloofden klauw [alleen] verdelen: den kemel, en den haas, en het konijn; want deze herkauwen wel, maar zij verdelen den klauw niet; onrein zullen zij ulieden zijn. |
Deuteronomium 14:8 | Ook het varken; want dat verdeelt zijn klauw wel, maar het herkauwt niet; onrein zal het ulieden zijn; van hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij niet aanroeren. |
Jesaja 5:28 | Welker pijlen scherp zullen zijn, en al hun bogen gespannen; hunner paarden hoeven zullen als een rots geacht zijn, en hun raderen als een wervelwind. |
Jeremia 47:3 | Vanwege het geluid van het geklater der hoeven zijner sterke [paarden], vanwege het geraas zijner wagenen, [en] het bulderen zijner raderen; de vaders zien niet om naar de kinderen, vanwege de slappigheid der handen; |
Ezechiel 26:11 | Hij zal met de hoeven zijner paarden al uw straten vertreden; uw volk zal hij met het zwaard doden, en elk een van de kolommen uwer sterkten zal ter aarde nederstorten. |
Ezechiel 32:13 | En Ik zal haar beesten verdoen van bij de grote wateren; en geen mensenvoet zal ze meer beroeren, en geen beestenklauwen zullen ze beroeren. |
Micha 4:13 | Maak u op en dors, o dochter Sions! Want Ik zal uw hoorn ijzer maken, en uw klauwen koper maken, en gij zult vele volken verpletteren; en Ik zal hunlieder gewin den HEERE verbannen, en hun vermogen den Heere der ganse aarde. |
Zacharia 11:16 | Want ziet, Ik zal een herder verwekken in dit land; dat gereed is om afgesneden te worden, zal hij niet bezoeken; het jonge zal hij niet zoeken, en het verbrokene zal hij niet helen, en het stilstaande zal hij niet dragen; maar het vlees van het vette zal hij eten, en derzelver klauwen zal hij verscheuren. |