H6551 פַּרְעֹשׁ
Pharosh, Parosh

Bijbelteksten

Ezra 2:3De kinderen van Paros, twee duizend honderd twee en zeventig.
Ezra 8:3Van de kinderen van Sechanja, van de kinderen van Paros, Zacharja; en met hem werden bij geslachtsregisters gerekend, aan manspersonen, honderd en vijftig.
Ezra 10:25En van Israel: van de kinderen van Paros: Ramja, en Jezia, en Malchia, en Mijamin, en Eleazar, en Malchia, en Benaja.
Nehemia 3:25Palal, de zoon van Uzai, tegen den hoek, en den hogen toren over, die van des konings huis uitsteekt, die bij den voorhof der gevangenis is; na hem Pedaja, de zoon van Paros;
Nehemia 7:8De kinderen van Parhos waren twee duizend, honderd twee en zeventig;
Nehemia 10:14De hoofden des volks: Parhos, Pahath-moab, Elam, Zatthu, Bani,

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen