Job 24:7 | Den naakten laten zij vernachten zonder kleding, die geen deksel [heeft] tegen de koude. |
Job 37:9 | Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende [winden] de koude. |
Psalm 147:17 | Hij werpt Zijn ijs heen als stukken; wie zou bestaan voor Zijn koude? |
Spreuken 25:20 | Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, [en als] edik op salpeter. |
Nahum 3:17 | Uw gekroonden zijn als de sprinkhanen, en uw krijgsoversten als de grote kevers, die zich in de heiningmuren legeren in de koude der dagen; wanneer de zon opgaat, zo vliegen zij weg, alzo dat hun plaats onbekend is, waar zij geweest zijn. |