H7135 קָרָה
kou, koude

Bijbelteksten

Job 24:7Den naakten laten zij vernachten zonder kleding, die geen deksel [heeft] tegen de koude.
Job 37:9Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende [winden] de koude.
Psalm 147:17Hij werpt Zijn ijs heen als stukken; wie zou bestaan voor Zijn koude?
Spreuken 25:20Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, [en als] edik op salpeter.
Nahum 3:17Uw gekroonden zijn als de sprinkhanen, en uw krijgsoversten als de grote kevers, die zich in de heiningmuren legeren in de koude der dagen; wanneer de zon opgaat, zo vliegen zij weg, alzo dat hun plaats onbekend is, waar zij geweest zijn.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen