Job 3:26 | Ik was niet gerust, en was niet stil, en rustte niet; en de beroering is gekomen. |
Job 12:6 | De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt. |
Psalm 122:6 | Bidt om den vrede van Jeruzalem; wel moeten zij varen, die u beminnen. |
Jeremia 12:1 | Gij zoudt rechtvaardig zijn, o HEERE! wanneer ik tegen U zou twisten; ik zal nochtans [van Uw] oordelen met U spreken; waarom is der goddelozen weg voorspoedig, [waarom] hebben zij rust, allen, die trouwelooslijk trouweloosheid bedrijven? |
Klaagliederen 1:5 | [He.] Haar tegenpartijders zijn ten hoofd geworden, haar vijanden zijn gerust; omdat haar de HEERE bedroefd heeft, vanwege de veelheid harer overtredingen; haar kinderkens gaan henen [in] de gevangenis voor het aangezicht des tegenpartijders. |