2 Koningen 10:36 | En de dagen, die Jehu over Israël geregeerd heeft in Samaria, zijn acht en twintig jaren. |
2 Koningen 15:8 | In het acht en dertigste jaar van Azaria, den koning van Juda, regeerde Zacharia, de zoon van Jerobeam, over Israel te Samaria, zes maanden. |
2 Koningen 22:1 | Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jedida, een dochter van Adaja, van Bozkath. |
2 Koningen 22:3 | Het geschiedde nu in het achttiende jaar van den koning Josia, dat de koning den schrijver Safan, den zoon van Azalia, den zoon van Mesullam, zond in het huis des HEEREN, zeggende: |
2 Koningen 23:23 | Maar in het achttiende jaar van den koning Josia, werd dit pascha den HEERE te Jeruzalem gehouden. |
2 Koningen 24:8 | Jojachin was achttien jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde drie maanden te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Nehusta, een dochter van Elnathan, van Jeruzalem. |
2 Koningen 24:12 | Toen ging Jojachin, de koning van Juda, uit tot den koning van Babel, hij, en zijn moeder, en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hovelingen; en de koning van Babel nam hem [gevangen] in het achtste jaar zijner regering. |
2 Koningen 25:17 | De hoogte van een pilaar was achttien ellen, en het kapiteel daarop was koper; en de hoogte des kapiteels was drie ellen; en het net, en de granaatappelen op het kapiteel rondom, waren alle van koper; en dezen gelijk had de andere pilaar, met het net. |
1 Kronieken 12:24 | Van de kinderen van Juda, die rondassen en spiesen droegen, waren zes duizend en achthonderd toegerust ten heire; |
1 Kronieken 12:30 | En van de kinderen van Efraim, twintig duizend en achthonderd, kloeke helden, mannen van naam in het huis hunner vaderen; |
1 Kronieken 12:31 | En van den halven stam van Manasse achttien duizend, die met namen uitgedrukt zijn, dat zij kwamen, om David koning te maken; |
1 Kronieken 12:35 | En uit de Danieten, ten strijde toegerust, acht en twintig duizend en zeshonderd; |
1 Kronieken 16:38 | Obed-edom nu, met hunlieder broederen, waren acht en zestig; en [hij stelde] Obed-edom, den zoon van Jeduthun, en Hosa, tot poortiers; |
1 Kronieken 18:12 | Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de Edomieten in het Zoutdal, achttien duizend. |
1 Kronieken 23:3 | En de Levieten werden geteld, van dertig jaren af en daarboven; en hun getal was, naar hun hoofden, aan mannen, acht en dertig duizend. |
1 Kronieken 24:4 | En van de kinderen van Eleazar werden meer gevonden tot hoofden der mannen, dan van de kinderen van Ithamar, als zij hen afdeelden; van de kinderen van Eleazar waren zestien hoofden der vaderlijke huizen, maar van de kinderen van Ithamar, naar hun vaderlijke huizen, acht. |
1 Kronieken 24:15 | Het zeventiende voor Hezir, het achttiende voor Happizzes, |
1 Kronieken 25:7 | En hun getal met hun broederen, die geleerd waren in het gezang des HEEREN, allen meesters, was tweehonderd acht en tachtig. |
1 Kronieken 25:25 | Het achttiende voor Hanani; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 26:9 | Meselemja nu had kinderen en broeders, kloeke lieden, achttien. |