Genesis 9:21 | En hij dronk van dien wijn, en werd dronken; en hij ontblootte zich in het midden zijner tent. |
Genesis 24:14 | Zo geschiede, dat die jonge dochter, tot welke ik zal zeggen: Neig toch uw kruik, dat ik drinke; en zij zal zeggen: Drink, en ik zal ook uw kemelen drenken; diezelve [zij], die Gij Uw knecht Izak toegewezen hebt, en dat ik daaraan bekenne, dat Gij weldadigheid bij mijn heer gedaan hebt. |
Genesis 24:18 | En zij zeide: Drink, mijn heer! en zij haastte zich en liet haar kruik neder op haar hand, en gaf hem te drinken. |
Genesis 24:19 | Als zij nu voleindigd had van hem drinken te geven, zeide zij: Ik zal ook voor uw kemelen putten, totdat zij voleindigd hebben te drinken. |
Genesis 24:22 | En het geschiedde, als de kemelen voleindigd hadden te drinken, dat die man een gouden voorhoofdsiersel nam, welks gewicht was een halve sikkel, en twee armringen aan haar handen, welker gewicht was tien [sikkelen] gouds. |
Genesis 24:44 | En zij tot mij zal zeggen: Drink gij ook, en ik zal ook uw kemelen putten; dat deze die vrouw zij, die de HEERE aan den zoon van mijn heer heeft toegewezen. |
Genesis 24:46 | Zo haastte zij zich en liet haar kruik van zich neder, en zeide: Drink gij, en ik zal ook uw kemelen drenken; en ik dronk, en zij drenkte ook de kemelen. |
Genesis 24:54 | Toen aten en dronken zij, hij en de mannen, die bij hem waren; en zij vernachtten, en zij stonden des morgens op, en hij zeide: Laat mij trekken tot mijn heer! |
Genesis 25:34 | En Jakob gaf aan Ezau brood, en het linzenkooksel; en hij at en dronk, en hij stond op en ging heen; alzo verachtte Ezau de eerstgeboorte. |
Genesis 26:30 | Toen maakte hij hun een maaltijd, en zij aten en dronken. |
Genesis 27:25 | Toen zeide hij: Stel het nabij mij, dat ik van het wildbraad mijns zoons ete, opdat mijn ziel u zegene. En hij stelde het nabij hem, en hij at; hij bracht hem ook wijn, en hij dronk. |
Genesis 30:38 | En hij legde deze roeden, die hij geschild had, in de goten, [en] in de drinkbakken van het water, waar de kudde kwam drinken, tegenover de kudde; en zij werden verhit, als zij kwamen om te drinken. |
Genesis 43:34 | En hij langde hun van de gerechten, die voor hem waren; maar Benjamins gerecht was vijfmaal groter, dan de gerechten van hen allen. En zij dronken, en zij werden dronken met hem. |
Genesis 44:5 | Is het deze niet, waaruit mijn heer drinkt? en waarbij hij [iets] zekerlijk waarnemen zal? Gij hebt kwalijk gedaan, wat gij gedaan hebt. |
Exodus 7:18 | En de vis in de rivier zal sterven, zodat de rivier zal stinken; en de Egyptenaars zullen vermoeid worden, dat zij het water uit de rivier drinken mogen. |
Exodus 7:21 | En de vis, die in de rivier was, stierf; en de rivier stonk, zodat de Egyptenaars het water uit de rivier niet drinken konden; en er was bloed in het ganse Egypteland. |
Exodus 7:24 | Doch alle Egyptenaars groeven rondom de rivier, om water te drinken; want zij konden van het water der rivier niet drinken. |
Exodus 15:23 | Toen kwamen zij te Mara; doch zij konden het water van Mara niet drinken, want het was bitter; daarom werd derzelver naam genoemd Mara. |
Exodus 15:24 | Toen murmureerde het volk tegen Mozes, zeggende: Wat zullen wij drinken? |
Exodus 17:1 | Daarna toog de ganse vergadering van de kinderen Israels, naar hun dagreizen, uit de woestijn Sin, op het bevel des HEEREN, en zij legerden zich te Rafidim. Daar nu was geen water voor het volk om te drinken. |