Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
anathema, zn. o. van ἀνατίθεμαι G00394; TDNT - 1:354,57;
1) iets dat opzij gelegd is om bewaard te worden; 1a) vooral, een offer op grond van een belofte, dat na aan de god te zijn toegewijd op de muren of pilaren van een tempel gehangen werd, of op een duidelijk zichtbare plaats gelegd werd; 2) iets dat aan God toegewijd is, in de verwachting bevrijd te worden, en indien het een dier betreft, om geslacht te worden; derhalve iets of iemand tot vernietiging bestemd; 2a) een vervloeking; 2b) een vervloekt mens, gedoemd tot de diepste smarten;
In de LXX gebruikt voor חֵרֶם H2764.
Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)
† ἀνάθεμα, -τος, τό (< ἀνατίθημι), Hellenistic for Attic ἀνάθημα (Bl., § 27, 2); 1. prop. = τὸ ἀνατιθέμένον, that which is laid by to be kept, a votive offering (as ἀνάθημα in II Mac 2:13, Lk 21:5—where LT read -θεμα, v. M, Pr., 46). 2. [As equiv. in LXX for חֵרֶם H2764,] devoted, a thing devoted to God (v. Driver, De., 98 f., and cf. Le 27:28-29 (a) of the sentence pronounced (De 13:15), a curse: Ac 23:14; (b) of the object on which the curse is laid, accursed (De 7:26): Ro 9:3, I Co 12:3 16:22, Ga 1:8, 9 (v. ICC on Ro.; Lft., Ga., 1:8, 9; Cremer, 547; Tr., Syn., § v; MM, VGT, s.v.).†Voor meer informatie: Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon (1940)
ἀνάθεμα,Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!