H1_ אָב
vader, voorouder, stichter, heerser, grootvader
Taal: Hebreeuws

Onderwerpen

Vader,

Statistieken

Komt 1212x voor in 31 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

'ab, zn. mnl., TWOT 4a; BDB 2, 19


1) vader van iemand; 2) van God als Vader van zijn volk; 3) hoofd of stichter van een familie, groep of clan
voorouder; 3a) grootvader, voorvader -- van iemand; 3b) van een volk; 4) stichter of voornaamste van een klas, ambacht, beroep of kunst; 5) wordt gezegd van maker, eerste 6) van welwillendheid, bescherming; 7) term van eer en eerbied; 8) heerser of aanvoerder (spec.)



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

אָב 1101 n.m. father 1 father of individual 2 of God as father of his people 3 head of household, family or clan 4 ancestor 5 originator or patron of a class, profession, or art 6 fig. of producer, generator 7 fig. of benevolence & protection 8 term of respect & honor 9 specif., ruler, chief (late)

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H1 אָב ʼâb; a primitive word; father, in a literal and immediate, or figurative and remote application — chief, (fore-) father(-less), × patrimony, principal. Compare names in 'Abi-'.

Synoniemen en afgeleide woorden

Aramees אַב H2 "vader, Abba"; Hebreeuws אֲבִי H21 "Abi"; Hebreeuws אֲבִיאֵל H22 "Abiel"; Hebreeuws אֲבִיאָסָף H23 "Abiasaf"; Hebreeuws אֲבִי גִבְעוֹן H25 "vader van Gibeon"; Hebreeuws אֲבִיגַיִל H26 "Abigal, Abigail"; Hebreeuws אֲבִידָן H27 "Abidan"; Hebreeuws אֲבִידָע H28 "Abida"; Hebreeuws אֲבִיָּה H29 "Abia, Abija"; Hebreeuws אֲבִיהוּא H30 "Abihu"; Hebreeuws אֲבִיהוּד H31 "Abihud"; Hebreeuws אֲבִיהַיִל H32 "Abihail, Abichail"; Hebreeuws אֲבִיטוּב H36 "Abitub"; Hebreeuws אֲבִיטָל H37 "Abital"; Hebreeuws אֲבִיָּם H38 "Abiam"; Hebreeuws אֲבִימָאֵל H39 "Abimael"; Hebreeuws אֲבִימֶלֶךְ H40 "Abimelek, Abimelech"; Hebreeuws אֲבִינָדָב H41 "Abinadab"; Hebreeuws אֲבִינֹעַם H42 "Abinoam"; Hebreeuws אֲבִיעֶזֶר H44 "Abi-ezer, Abi-ezrieten Jud, Abiezrieten, Abiezer"; Hebreeuws אֲבִי־עַלְבוֹן H45 "Abialbon , Abi-albon"; Hebreeuws אֲבִירָם H48 "Abiram"; Hebreeuws אֲבִישַׁג H49 "Abisag, Abishag"; Hebreeuws אֲבִישׁוּעַ H50 "Abisua"; Hebreeuws אֲבִישׁוּר H51 "Abisur"; Hebreeuws אֲבִישַׁי H52 "Abisai, Abisai , Absai"; Hebreeuws אֲבִישָׁלוֹם H53 "Abisalom, Absalom"; Hebreeuws אֶבְיָתָר H54 "Abjatar , Abjathar"; Hebreeuws אַבְנֵר H74 "Abner"; Hebreeuws אַבְרָהָם H85 "Abraham"; Hebreeuws אׇהֳלִיאָב H171 "Aholiab, Oholiab"; Hebreeuws אוֹב H178 "tovenaar, waarzegger, dodenbezweerders, waarzegster, waarzeggende geest, zakken, geesten van doden"; Hebreeuws אָח H251 "een, elkander, de ander, broeder, familielid"; Hebreeuws אַחְאָב H256 "Achab"; Hebreeuws אֱלִיאָב H446 "Eliab,"; Hebreeuws אֵם H517 "moeder"; Hebreeuws בֵּן H1121 "zoon, Torah: bezorger, vreemde, veulen, kalf, kind, kleinkind, zonen, kleinkinderen"; Hebreeuws דּוֹר H1756 "Dor"; Hebreeuws יוֹאָב H3097 "Joab"; Hebreeuws יֶשֶׁבְאָב H3428 "Jesebeab , Jesebab"; Hebreeuws כִּלְאָב H3609 "Kileab , Chileab"; Hebreeuws מוֹאָב H4124 "Moab, Moabieten"; Hebreeuws נָקִי H5355 "innocent, blameless, clean, clear, quit, guiltless"; Hebreeuws שָׁלִישׁ H7991 "drieling (inhoudsmaat), hoofdman, harp met drie snaren"; Hebreeuws שִׁנְאָב H8134 "Shinab";

Literatuur


Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen