Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
ʾādām, zn. mnl.; TWOT 25a; hetzelfde als אָדָם H120, van אָדַם H119 (E. Klein, p. 7); 1) degene gevormd van אֲדָמָה H127 grond (E. Klein, p. 7)
1) persoonsnaam Adam, lett. “de mens” (Gen. 3:17; 4:25; 5:1, 3-5; 1 Kron. 1:1; Job 31:33), mogelijk ook Hosea 6:7 (cf. Job 31:33); 2) plaatsnaam Adam (Jozua 3:16; J. Bimson, p. 27)