H1144_ בִּנְיָמִין
Benjaminpoort, Benjamin, Benjamin, Benjaminiet(en), Gebea-benjamin
Taal: Hebreeuws

Onderwerpen

Benjamin,

Statistieken

Komt 167x voor in 19 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

בִּנְיָמִין n.pr.m. 166 (son of (the) right hand 1 youngest son of Jacob, so called by him, but Rachel, the mother, who died at Benjamin's birth, called w src="b.ca.ad"בֶּן־אוֹנִ֑י (q.v.) 2 son of Bilhan and great-grandson of Benjamin 3 a Jew of Ezra's time

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H1144 בִּנְיָמִין Binyâmîyn; from 1121 and 3225; son of (the) right hand; Binjamin, youngest son of Jacob; also the tribe descended from him, and its territory — Benjamin.

Synoniemen en afgeleide woorden

Grieks Βενιαμίν G958 "Benjamin"; Hebreeuws בֵּן H1121 "zoon, Torah: bezorger, vreemde, veulen, kalf, kind, kleinkind, zonen, kleinkinderen"; Hebreeuws בֶּן־יְמִינִי H1145 "Benjaminieten, zoon/zonen van Benjamin, man van, Benjaminiet, Benjamin, Benjaminieten"; Hebreeuws יָמִין H3225 "rechterzijde, rechterschenkel, rechterhand/rechter [hand], rechts, ten zuiden, rechterhand, rechter"; Hebreeuws יָמִין H3226 "Jamin";

Literatuur


Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs