H5344_ נָקַב
boren, doorboren, uithollen, benoemen, noemen, bepalen, lasteren, vervloeken
Taal: Hebreeuws

Onderwerpen

Vloeken,

Statistieken

Komt 25x voor in 13 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

nāqab, ww.; TWOT 1409;


1) uithollen, doorboren (Zie Gesenius; Eli Munk, "The seven days of the Beginning", Feldheim Publishers, Jerusalem, 1974, p. 163: "to make clear, to pronounce clearly, to make a hole"; cf. Hab. 3:14; Zach. 1:6); 2) het specifiek noemen (cf. Gen. 30:28; Jes. 62:2). In deze 2de betekenis klinkt al enige ironie door als we teksten als Amos 6:1 (De gerusten, de genoemden) en Job 30:8 (Kinderen van geen naam, de naamlozen) lezen. 3) als het object doorboord, uitgehold is, nauwelijks nog het noemen waard, dan krijgt het de duiding van "lasteren, vervloeken" (cf. Job 3:8; 5:3; Spr. 11:26).



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

[נָקַב] vb. curse

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H5344 נָקַב nâqab; a primitive root; to puncture, literally (to perforate, with more or less violence) or figuratively (to specify, designate, libel) — appoint, blaspheme, bore, curse, express, with holes, name, pierce, strike through.

Synoniemen en afgeleide woorden

Hebreeuws מַקָּבָה H4717 "hamer (gereedschap)"; Hebreeuws מַקֶּבֶת H4718 "hole, hammer"; Hebreeuws נְקֵבָה H5347 "vrouwelijk, vrouw";

Literatuur


Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs