H6635_ צָבָא
leger, krijgsdienst
Taal: Hebreeuws

Onderwerpen

Godsnaam, JHWH Zebaot, Leger,

Statistieken

Komt 487x voor in 27 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

ṣābāʾ, zn. mnl.; TWOT 1865a,1865b; afgeleid van צָבָא H6633, cf. Ugar. ṣb "leger". Het Egypt. ṣabi’ā "leger" is een Hebreeuws leenwoord (E. Klein, p. 539).


1) zn. mnl. leger; volgens sommigen zn. vr. in Jes. 40:2 en Dan. 8:12 (P. Broers, p. 308) volgens anderen zn. mnl. (Shebanq); 1a) krijgsdienst, dienstplicht (Num. 1:3, 20, 22, 24, etc.); 1b) legermacht (Joz. 22:12, 33; Richt. 4:7; 8:6), legereenheid (Num. 1:3ev.), Ivriet leger,  צְבָא־קֶבַע beroepsleger (J. Pimentel, p. 369), צְבָא הַהֲגָנָה לְיִשְׂרָאֵל "het leger van defensie voor Israël" (=IDF), als acroniem צה״ל Tzahal; 1c) יְהוָ֣ה צְבָאֹ֔ות het leger van JHWH, JHWH Zebaot (1 Sam. 4:4; 17:45; 2 Sam. 7:26; 7:27; 1 Kon. 19:14; etc.; zie ook de uitwerking hieronder); 1d) sterren, sterrenhemel (Deut. 4:19; 17:3; Jes. 34:4), of meer algemeen machten van de hemel (Gen. 2:1) of de engelen (1 Kon. 22:19; 2 Kron. 18:18); 1e) eredienst? (Dan. 8:12 NBG51);


YHWH Zeba'ot, God de Almachtige

Het woord Zeba'ot is de meervoudsvorm van צבא ṣābāʾ, wat normaliter met "leger, heerscharen" wordt vertaald (bv. in 2 Sam. 8: 16; 10: 7) en komt vaak voor in samenstellingen met andere worden, zoals legeroverste (Gen. 21: 22), soldaten (Num 31: 27, 53; Deut. 24: 5) of oorlogvoeren (Num. 1: 3). Als de levieten werden opgeroepen om God te dienen (in de tempel), werden zij als een heilig leger gezien (Num. 4: 23; 35, 39, 43).

In deze context worden de engelen welke rondom God's troon staan als een hemels leger betiteld (1 K. 22: 19; 2 Kr. 18: 18; Ps. 103: 21, 148: 2. Zie ook Joz. 5: 14, 15 waar wordt gesproken over de Vorst van het leger des Heren). In een bredere context wordt ook de Zon, Maan en sterren bedoeld (Jes. 34: 4; 40: 26; 45: 12; Jer. 33: 22; Dan. 8: 10). Terwijl in Job 38: 7 engelen en sterren gezamenlijk genoemd worden.

Uit bovenstaande is het te begrijpen dat David tegen Goliath zei: "Gij komt tot mij met een zwaard, en met een spies, en met een schild; maar ik kom tot u in de Naam van de Here der heirscharen, de God der slagorden van Israël, Die gij gehoond hebt." (1 Sam. 17: 45), immers God is de vorst van de engelen en van de Israëlieten en mag deze titel יהוה צבאות met recht dragen. Deze titel wordt met name gebruikt in de profetische boeken en vooral in Jesaja (62x), Jeremia (82x), Haggai, Zacheria, Maleachi (gezamenlijk 91x); daarentegen wordt ze niet gebruikt in de Pentateuch, Job en Ezechiel en Jozua (zie voor de uitzondering hieronder).

Betreffende de passage in Jozua 5: 14-15 is het niet geheel duidelijk wie hier wordt bedoeld, hoewel de Joodse geleerden en schrijvers soms God als Leider van het hemelse leger zien (wat Hij in strikte zin natuurlijk is), terwijl anderen denken dat het de engel Michaël is.

Het gemis van de naam in de Pentateuch en Richteren is te verklaren dat "YHWH Zeba'ot" pas na de zelfstandig van Israël als staat in gebruik kwam, en dan onder de dreiging van de Filistijnen en later ten tijde van de profeten de dreiging van de Syriërs en Babyloniërs. De vijandelijkheden van de buurstaten bedreigden het bestaan van de kleine gemeenschap in Jeruzalem en Israël. En deze konden in het (veelvuldig) gebruik van "YHWH Zeba'ot" een bemoediging van de profeten verklaren.

Naast bovengenoemde betekenissen is er nog een derde grondbetekenis voor צבא ṣābāʾ. In deze laatste vorm wordt met de meervoudsvorm צבאות Zeba'ot een intensivering bedoeld en dan niet zozeer van een veelheid maar van een overtreffende stap. Deze vorm komt regelmatig voor in het Hebreeuws, bijvoorbeeld het meervoud van da'ta (weten) kan dan vertaald worden met "het totale weten". יהוה צבאות YHWH Zeba'ot kan dan vertaald worden met "de Almachtige Heer". Het blijkt dat ook in de Septuagint (LXX) יהוה צבאות reeds werd vertaald met κυριος ο θεος παντοκρατωρ (=kyrios pantokrátor, de Almachtige Here. Amos 3:13).


Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

צָבָא 485 n.m. army, war, warfare 1 army, host 2 war, warfare, service 3 service 4 צְבָאוֹת, in name of י׳ as God of war, prob. first in time of warlike David (some connect with sacred ark, but ark older)

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H6635 צָבָא tsâbâʼ; or (feminine) צְבָאָה; from 6633; a mass of persons (or figuratively, things), especially reg. organized for war (an army); by implication, a campaign, literally or figuratively (specifically, hardship, worship) — appointed time, ( ) army, ( ) battle, company, host, service, soldiers, waiting upon, war(-fare).

Synoniemen en afgeleide woorden

Grieks σαβαώθ G4519 "Sabaoth"; Hebreeuws צָבָא H6633 "wait, warred, mustered, assemble, perform, fight";

Literatuur


Mede mogelijk dankzij

Hadderech