H8610_ תָּפַשׂ
grijpen, vergrijpen, aanpakken, vangen
Taal: Hebreeuws

Statistieken

Komt 65x voor in 15 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

taphas, ww. ; TWOT 2538


1) "grijpen" Gen. 39:12; "aanpakken" Deut. 21:19 q pf xתָּפַשׂ, xתָּפַשְׂתִּי - ipf xתִּתְפְּשֵׂהוּ pt xתֹּפֵשׂ - grijpen (om te gebruiken) 1 Kon. 11:30 - innemen Joz. 8:8; vatten Hab. 2:19 - zich vergrijpen Spr. 30:9 nifal xנִתְפַּשׂ ipf xתָּפֵשׂ, xתָּפֵשׂוּ - inf xתָּפֵשׂ gegrepen. gevangen, gevat - Num. 5:13, Jes. 38:23, Ps. 10:2, Ezech. 12:13 pi ipf xתַפֵּשׂ Spr. 30:28 vangen, grijpen.



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

תָּפַשׂ vb. lay hold of, wield Qal 1 lay hold of, seize 2 grasp in order to wield, wield, use skilfully Niph. be seized, arrested, caught Pi. a lizard thou mayest grasp with the hands

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H8610 תָּפַשׂ tâphas; a primitive root; to manipulate, i.e. seize; chiefly to capture, wield, specifically, to overlay; figuratively, to use unwarrantably — catch, handle, (lay, take) hold (on, over), stop, × surely, surprise, take.

Literatuur


Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij