Hygiene

Bijbelteksten

Leviticus 5:2Of wanneer een mens enig onrein ding zal aangeroerd hebben, hetzij het dode aas van een wild onrein gedierte, of het dode aas van onrein vee, of het dode aas van onrein kruipend gedierte; al is het voor hem verborgen geweest, nochtans is hij onrein en schuldig.
Leviticus 11:32Daartoe al hetgeen, waarop [iets] van dezelve vallen zal, als zij dood zijn, zal onrein zijn, [hetzij] van alle houten vat, of kleed, of vel, of zak, [of] alle vat, waarmede [enig] werk gedaan wordt; het zal in het water gestoken worden, en onrein zijn tot aan den avond; daarna zal het rein zijn.
Leviticus 11:33En alle aarden vat, waarin [iets] van dezelve zal gevallen zijn, al wat daarin is, zal onrein zijn, en gij zult dat breken.
Leviticus 11:34Van alle spijze, die men eet, waarop het water zal gekomen zijn, [die] zal onrein zijn; en alle drank, dien men drinkt, zal in alle vat onrein zijn.
Leviticus 11:38Maar als water op het zaad gedaan zal worden, en van hun dood aas daarop zal gevallen zijn, dat zal u onrein zijn.
Numeri 5:2Gebied den kinderen Israëls, dat zij uit het leger wegzenden alle melaatsen, en alle vloeienden, en allen, die onrein zijn van een dode.
Numeri 19:11Wie een dode, enig dood lichaam van een mens, aanroert, die zal zeven dagen onrein zijn.
Numeri 19:19En de reine zal den onreine op den derden dag, en op den zevenden dag besprengen; en op den zevenden dag zal hij hem ontzondigen; en hij zal zijn klederen wassen, en [zich] met water baden, en op den avond rein zijn.
Deuteronomium 23:10Wanneer iemand onder u is, die niet rein is, door enig toeval des nachts, die zal tot buiten het leger uitgaan; hij zal tot binnen het leger niet komen.

Livius Onderwijs