Psalm 25:6 | [Zain.] Gedenk, HEERE! Uwer barmhartigheden en Uwer goedertierenheden, want die zijn van eeuwigheid. |
Psalm 34:7 | [Zain.] Deze ellendige riep, en de HEERE hoorde; en Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. |
Psalm 37:12 | [Zain.] De goddeloze bedenkt listige aanslagen tegen den rechtvaardige, en hij knerst over hem met zijn tanden. |
Psalm 111:4 | [Zain.] Hij heeft Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt; [Cheth.] de HEERE is genadig en barmhartig. |
Psalm 112:4 | [Zain.] Den oprechten gaat het licht op in de duisternis; [Cheth.] Hij is genadig, en barmhartig, en rechtvaardig. |
Psalm 119:49 | Zain. Gedenk des woords, tot Uw knecht [gesproken], op hetwelk Gij mij hebt doen hopen. |
Psalm 145:7 | [Zain.] Zij zullen de gedachtenis der grootheid Uwer goedheid overvloediglijk uitstorten, en zij zullen Uw gerechtigheid met gejuich verkondigen. |
Spreuken 31:16 | [Zain.] Zij denkt om een akker, en krijgt hem; van de vrucht harer handen plant zij een wijngaard. |
Klaagliederen 1:7 | [Zain.] Jeruzalem is, [in] de dagen harer ellende en harer veelvuldige ballingschap, indachtig aan al haar gewenste dingen, die zij van oude dagen af gehad heeft; dewijl haar volk door de hand des tegenpartijders valt, en zij geen helper heeft; de tegenpartijders zien haar aan, zij spotten met haar rustdagen. |
Klaagliederen 2:7 | [Zain.] De Heere heeft Zijn altaar verstoten. Hij heeft Zijn heiligdom te niet gedaan, Hij heeft de muren harer paleizen in des vijands hand overgegeven; zij hebben in het huis des HEEREN een stem verheven als op den dag eens gezetten hoogtijds. |
Klaagliederen 3:19 | [Zain.] Gedenk aan mijn ellende en aan mijn ballingschap, aan den alsem en galle. |
Klaagliederen 3:20 | [Zain.] Mijn ziel gedenkt er wel terdege aan, en zij bukt zich neder in mij. |
Klaagliederen 3:21 | [Zain.] Dit zal ik mij ter harte nemen, daarom zal ik hopen; |
Klaagliederen 4:7 | [Zain.] Haar bijzondersten waren reiner dan de sneeuw, zij waren witter dan melk; zij waren roder van lichaam dan robijnen, gladder dan een saffier. |