Exodus 10:4 | Want indien gij weigert Mijn volk te laten trekken, zie, zo zal Ik morgen sprinkhanen in uw landpale brengen. |
Exodus 10:12 | Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit over Egypteland, om de sprinkhanen, dat zij opkomen over Egypteland, en al het kruid des lands opeten, al wat de hagel heeft overgelaten. |
Exodus 10:13 | Toen strekte Mozes zijn staf over Egypteland, en de HEERE bracht een oostenwind in dat land, dien gehelen dag en dien gansen nacht; het geschiedde des morgens, dat de oostenwind de sprinkhanen opbracht. |
Exodus 10:14 | En de sprinkhanen kwamen op over het ganse Egypteland, en lieten zich neder aan al de palen der Egyptenaren, zeer zwaar; voor dezen zijn dergelijke sprinkhanen, als deze, nooit geweest, en na dezen zullen er zulke niet wezen; |
Exodus 10:19 | Toen keerde de HEERE een zeer sterken westenwind, die hief de sprinkhanen op, en wierp ze in de Schelfzee; er bleef niet een sprinkhaan over in al de landpalen van Egypte. |
Leviticus 11:22 | Van die zult gij deze eten: den sprinkhaan naar zijn aard, en den solham naar zijn aard, en den hargol naar zijn aard, en den hagab naar zijn aard. |
Deuteronomium 28:38 | Gij zult veel zaads op den akker uitbrengen, maar gij zult weinig inzamelen; want de sprinkhaan zal het verteren. |
Richteren 6:5 | Want zij kwamen op met hun vee en hun tenten; zij kwamen gelijk de sprinkhanen in menigte, dat men hen en hun kemelen niet tellen kon; en zij kwamen in het land, om dat te verderven. |
Richteren 7:12 | En de Midianieten, en Amalekieten, en al de kinderen van het oosten, lagen in het dal, gelijk sprinkhanen in menigte, en hun kemelen waren ontelbaar, gelijk het zand, dat aan den oever der zee is, in menigte. |
1 Koningen 8:37 | Als er honger in het land wezen zal, als er pest wezen zal, als er brandkoren, honigdauw, sprinkhanen, kevers wezen zullen, als zijn vijand in het land zijner poorten hem belegeren zal, [of] enige plage, [of] enige krankheid wezen zal; |
2 Kronieken 6:28 | Als er honger in het land wezen zal, als er pest wezen zal, als er brandkoren of honigdauw, sprinkhanen en kevers wezen zullen, als iemand van zijn vijanden in het land zijner poorten hem belegeren zal, [of] enige plage, of enige krankheid wezen zal; |
Job 39:20 | Want God heeft haar van wijsheid ontbloot, en heeft haar des verstands niet medegedeeld. |
Psalm 78:46 | En Hij gaf hun gewas den kruidworm, en hun arbeid den sprinkhaan. |
Psalm 105:34 | Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal; |
Psalm 109:23 | Ik ga heen gelijk een schaduw, wanneer zij zich neigt; ik worde omgedreven als een sprinkhaan. |
Spreuken 30:27 | De sprinkhanen hebben geen koning; nochtans gaan zij allen uit, zich verdelende [in hopen]. |
Jeremia 46:23 | Zij hebben haar woud afgehouwen, spreekt de HEERE, hoewel het niet is te onderzoeken; want zij zijn meerder dan de sprinkhanen, zodat men hen niet tellen kan. |
Joel 1:4 | Wat de rups heeft overgelaten, heeft de sprinkhaan afgegeten, en wat de sprinkhaan heeft overgelaten, heeft de kever afgegeten, en wat de kever heeft overgelaten, heeft de kruidworm afgegeten. |
Joel 2:25 | Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden heb. |
Nahum 3:15 | Het vuur zal u aldaar verteren; het zwaard zal u uitroeien, het zal u afeten, als de kevers, vermeerder u als sprinkhanen. |