Amos 9:8 | Ziet, de ogen des Heeren HEEREN zijn tegen dit zondig koninkrijk, dat Ik het van den aardbodem verdelge; behalve dat Ik het huis Jakobs niet ganselijk zal verdelgen, spreekt de HEERE. |
Obadja 1:10 | Om het geweld, begaan aan uw broeder Jakob, zal schaamte u bedekken; en gij zult uitgeroeid worden in eeuwigheid. |
Obadja 1:10 | Om het geweld, begaan aan uw broeder Jakob, zal schaamte u bedekken; en gij zult uitgeroeid worden in eeuwigheid. |
Obadja 1:17 | Maar op den berg Sions zal ontkoming zijn, en hij zal een heiligheid zijn; en die van het huis Jakobs zullen hun erfgoederen erfelijk bezitten. |
Obadja 1:18 | En Jakobs huis zal een vuur zijn, en Jozefs huis een vlam, en Ezau's huis tot een stoppel; en zij zullen tegen hen ontbranden, en zullen ze verteren, zodat Ezau's huis geen overgeblevene zal hebben; want de HEERE heeft het gesproken. |
Micha 1:5 | Dit alles, om de overtreding van Jakob, en om de zonden van het huis Israels; wie is [het begin van] de overtreding van Jakob? Is het niet Samaria? En wie [van] de hoogten van Juda? Is het niet Jeruzalem? |
Micha 2:7 | O gij, die Jakobs huis geheten zijt! Is dan de Geest des HEEREN verkort? Zijn dat Zijn werken? Doen Mijn woorden geen goed bij dien, die recht wandelt? |
Micha 2:12 | Voorzeker zal Ik u, o Jakob! gans verzamelen; voorzeker zal Ik Israels overblijfsel vergaderen; Ik zal het te zamen zetten als schapen van Bozra; als een kudde in het midden van haar kooi zullen zij van mensen deunen. |
Micha 3:1 | Voorts zeide ik: Hoort nu, gij hoofden Jakobs, en gij oversten van het huis Israels! Betaamt het ulieden niet het recht te weten? |
Micha 3:8 | Maar waarlijk, ik ben vol krachts van den Geest des HEEREN; en [vol] van gericht en dapperheid, om Jakob te verkondigen zijn overtreding, en Israel zijn zonde. |
Micha 3:9 | Hoort nu dit, gij hoofden van het huis Jakobs, en gij oversten van het huis Israels! die van het gericht een gruwel hebt, en al wat recht is verkeert; |
Micha 4:2 | En vele heidenen zullen henengaan, en zeggen: Komt en laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, en ten huize van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en wij in Zijn paden wandelen; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem. |
Micha 5:6 | En Jakobs overblijfsel zal zijn in het midden van vele volken, als een dauw van den HEERE, als droppelen op het kruid, dat naar geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt. |
Micha 5:7 | Ja, het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de heidenen, in het midden van vele volken, als een leeuw onder de beesten des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden; dewelke, wanneer hij doorgaat, zo vertreedt en verscheurt hij, dat niemand redde. |
Micha 7:20 | Gij zult Jakob de trouw, Abraham de goedertierenheid geven, die Gij onzen vaderen van oude dagen af gezworen hebt. |
Nahum 2:2 | Want de HEERE heeft de hovaardij Jakobs afgewend, gelijk de hovaardij Israels; want de ledigmakers hebben ze ledig gemaakt, en zij hebben hun wijnranken verdorven. |
Maleachi 1:2 | Ik heb u liefgehad, zegt de HEERE; maar gij zegt: Waarin hebt Gij ons liefgehad? Was niet Ezau Jakobs broeder? spreekt de HEERE; nochtans heb Ik Jakob liefgehad. |
Maleachi 2:12 | De HEERE zal den man, die zulks doet, uitroeien uit de hutten van Jakob, dien, die waakt, en dien, die antwoordt, en die den HEERE der heirscharen spijsoffer brengt. |
Maleachi 3:6 | Want Ik, de HEERE, word niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs! niet verteerd. |
Mattheus 1:2 | Abraham gewon Izak, en Izak gewon Jakob, en Jakob gewon Juda, en zijn broeders; |